Afgesproken
F O T O Z A A K
Het late uur, alcohol, easy listening, de laatste klanken. Ze had hem gezegd dat ze Arabella heette. Martijn had parfum geroken. Een duur parfum, vermoedde hij. Ze waren van dezelfde maand uit hetzelfde jaar, 1975, dat gaf een band.
– Zullen we elkaar snel weer zien?
– Is goed. Wanneer?
– Morgenmiddag, na ’t tennissen. Oké?
– Tennissen? Met dit weer?
– Ja hoor. Ze hebben de banen gisteren meteen geruimd.
– Afgesproken! Dan wacht ik daar op je, in mijn autootje.
– Mooi! Laat ik mijn fiets achter.
Daar stond ze dan te wachten, Arabella, in haar autootje. Ze liet de motor draaien om het binnen op temperatuur te houden.
Martijn had zijn partij erop zitten. Tegen Elly, verbonden aan dezelfde school als hij. Samen liepen ze naar de uitgang, de tennisspullen in een tas over de schouder. Met 6-2 6-1 had Elly hem van de baan geslagen. Buiten de tennisbaan had ze het moeilijker. Man ervandoor, geldzorgen, een zoon die niet wilde deugen.
Was dát hem? Arabella zag hem lopen, naast een vrouw, fiets in haar hand. Het geblondeerde haar was dun en plakkerig, zo te zien, de rug gekromd. De vrouw stapte op en fietste weg. Was hij het wel? Maar toeteren, dat deed ze niet, want dat doe je niet.
Vanuit zijn ooghoeken zag Martijn een geparkeerde auto, een auto zoals hij die als kind had getekend. Voorruit, achterruit, zijraam, twee wielen, ronde lichten, bumpers, klaar. Op zijn school zouden zijn leerlingen hem uitlachen als hij in zoiets kwam aanrijden. Resoluut liep hij de andere kant op. Die zwarte auto. Is dat geen Jaguar? Of het nieuwe model Audi?
Nee, dacht Arabella. Hij was langer en slanker, mijn aristocraat.
Hein van der Hoeven