De schone slaapsters

Kort verhaal

Het zit hem in de woorden die de gastvrouw van het huis van de schone slaapsters tegen de oude heer Eguchi zegt: ‘Haalt u alsjeblieft geen nare grapjes uit en probeert u niet uw vinger in de mond van het slapende meisje te steken.’ Hoe heeft ze daar de eerste keer overheen kunnen lezen? Ze draait zich naar haar man, naast haar in bed. Als hij haar gezichtsuitdrukking ziet, zal hij vragen wat er aan de hand is. Hij ligt op zijn zij, zijn wangen zijn rood omdat hij zich nooit insmeert en hij houdt zijn lippen iets getuit, alsof hij haar wil zoenen. Natuurlijk slaapt hij, binnen drie minuten en met het licht aan.
    De eerste keer dat ze Kawabata’s De schone slaapsters las was ze achttien en met haar toenmalige oppasgezin mee op vakantie naar Japan. Ze herinnert zich alleen hoe mooi ze het vond, de slapende meisjes in het huis met zijn tatami-matten en roodfluwelen gordijnen, het geluid van golven tegen de rotsen. Als je zes minuten leest voor het slapengaan, daalt je stressniveau met bijna zeventig procent, maar nu is het alsof ze de tatami’s onder haar voeten voelt, glad en verend, alsof ze met de oude heer Eguchi meeloopt de kamer in, waar het meisje ligt, gedrogeerd, in een slaap waaruit ze die nacht niet zal ontwaken. Samen met Eguchi kijkt ze naar de weerloze schoonheid die niet alleen hem, maar ook haar de adem beneemt. Pas nu ziet ze de andere thema’s, of erger nog, ze voelt ze: ouderdom, de dood die loert. Het verontrust haar dat het meisje niets meer dan een pop lijkt: […] ‘in een coma dat veel weg had van een tijdelijke dood, lag ze daar met haar onschuldig meisjesgezicht en ademde rustig in haar slaap.’
    Zelf heeft ze drie dochters, van negentien, zeventien en bijna vijftien jaar. Een foutje van de natuur, ze had zoons gewenst. Over de oudste maakt ze zich het minst zorgen. Misschien had ze moeten schrikken toen zij vertelde dat ze op vrouwen valt, vanwege homohaat en moeilijkheden bij een kinderwens, maar ze voelde alleen opluchting. Een omhelzing, een kus, reden voor taart. Op weg naar de patisserie had ze naar de verhalen geluisterd over het meisje waar haar dochter ‘een crush op had’ en in gedachten zong ze steeds hetzelfde: minder kans op date rape, minder kans op date rape! Natuurlijk heeft ze geen drie keer geluk. Haar middelste heeft een vriendje, een schattig joch dat heus wel eens mag komen slapen, en de jongste is jongensgek, een vreselijk woord dat de lading dekt. Hoe vaak heeft ze haar niet over jongens horen giechelen met vriendinnen?
    De oude heer Eguchi raakt het meisje aan. Hij pakt haar hand en schudt die licht om te kijken of hij haar kan wekken. Hij tilt haar haren op en bekijkt de bleke huid achter haar oren. Ook hij vindt het vreemd wat hij doet, maar het mag, dit is waarvoor het meisje in slaap is gebracht: zodat oude heren zoals hij haar helemaal kunnen bekijken, zodat ze zich jong kunnen voelen en zich de meisjes van vroeger herinneren, meisjes die ze lief hebben gehad. Hij is voorzichtig met het eerste meisje, maar twee weken later, als hij met een tweede slaapt, is hij ruw. Hij probeert zijn vinger in haar mond te duwen en pas als hij op een ‘duidelijk teken van haar maagdelijkheid’ stuit (wat dat geweest is, daar kan ze zich geen voorstelling van maken), besluit hij haar niet te verkrachten.
    Ze klapt het boek dicht, haar man bromt iets en draait zich op zijn rug. Soms lukt het haar om de slaap te vatten nadat ze naar haar dochters heeft gekeken. Ze sluipt de trap op naar zolder. Haar oudste slaapt op haar zij, ordelijk als altijd. Een lichtbundel valt vanaf de overloop op de vloer, aan de muur een regenboogvlag. De middelste slaapt op haar buik, in een kamer zo rommelig dat er nauwelijks plek is om je voeten neer te zetten. De jongste ligt op haar rug met de deken tot haar middel, uitgestrekt als een zeester.
    In de keuken, met haar billen tegen het aanrecht en haar handen om een beker thee geklemd, luistert ze naar de geluiden van de stad. Auto’s die voorbijrijden, de sirene van een brandweerwagen die door de straten raast.
    Terug in bed slaapt ze een uur of drie, een lichte slaap, waarin dromen denken lijkt, en waaruit ze wakker schrikt. Misschien zou ze het best fijn vinden om nu tegen haar man aan te kruipen, maar ze heeft het nooit kunnen vergeten: wakker worden met het gevoel te stikken onder het dekbed, duizelig van de hitte, zijn vingers die over haar clitoris wreven, haar ontreddering over hoe ze dit moest noemen. Ze knipt het licht aan, opent De schone slaapsters en leest.
    Ook de oude heer Eguchi heeft drie dochters. Van de jongste, de onstuimigste, houdt hij het meest. Is het vreemd dat hij, in bed bij een meisje dat niet wakker kan worden, aan zijn dochters denkt? Het derde slapende meisje is heel jong, een kind nog. Als Eguchi haar ziet, bekruipt hem ‘een opwindende lust om iets veel ergers te doen dan zijn vinger in haar mond te steken’. Hij denkt na over het kwaad, over wreedheid en de angst ervoor. Het vierde meisje overweegt hij te wurgen, alsof ze iets heeft waardoor de gedachte haar kwaad te doen hem wordt opgedrongen.
    Met een wijsvinger tussen de pagina’s strekt ze zich uit en schuift de gordijnen op een kier. De lucht boven de stad is donkergrijs van de naderende ochtend, ergens in de verte zingt een merel. Ze fantaseert over wat ze met haar man zou kunnen doen terwijl hij slaapt. Een pluk van zijn haar afknippen, bijvoorbeeld, achter op zijn hoofd, waarna hij nietsvermoedend naar zijn werk vertrekt.
    Het laatste hoofdstuk van De schone slaapsters leest ze langzaam, met groeiend ongemak. Ze herinnert zich niet hoe het boek eindigt, maar begint iets te vermoeden. Een van de andere oude heren die ook met de meisjes slapen is gestorven toen hij met een van hen in bed lag. Eguchi hoort het via-via, reden om weer naar het huis te gaan. Dit keer mag hij met twee meisjes slapen, een willig meisje en een wild meisje, dat de dekens steeds van zich afwerpt. Haar tepels zijn groot en purper, niet op een mooie manier, stelt hij vast, net zoals haar huid niet mooi is, er ligt een donkere gloed over. Haar voorhoofd is bezweet, en als de oude heer Eguchi zijn oor tegen haar borstkas drukt, hoort hij hoe onregelmatig haar hart klopt.
    Nu herinnert ze zich hoe het afloopt in het huis van de schone slaapsters. En ze wil niet dat het waar is, ze wil niet dat het dit meisje treft. Wat bezielde Kawabata om zo’n boek schrijven? Hoe is het mogelijk dat het een van haar lievelingsboeken is geweest? Misschien dat ze het kon toen ze jong was, literair lezen. Het boek gaat niet over de weerloos slapende meisjes, houdt ze zichzelf voor, maar over ouderdom en de naderende dood, waar mannen zoals de oude heer Eguchi even aan proberen te ontsnappen. Ze bladert naar het nawoord en zie, daar staat precies dat, zwart op wit.

Literatuur
Yasunari Kawabata, De schone slaapsters, Amsterdam: Meulenhoff, 2022 (origineel gepubliceerd in 1961).

Juno Blaauw


Foto: Els Kort

Juno Blaauw (1979) is derdejaars student aan de Schrijversvakschool in Amsterdam en recensent en redacteur voor Literair Nederland en Jong Literair Nederland. Ze voert actie voor Extinction Rebellion en verwante bewegingen, zowel als ‘toetsenbordactivist’ als op straat. Haar korte verhaal ‘Tuimelen’ verscheen eerder dit jaar op De Optimist.