Elders bespreekt

Zena’s arena

van Pim Wiersinga

B O E K B E S P R E K I N G

Pim Wiersinga, Zena’s arena
2022, In de Knipscheer, 584 blz., € 29,50

Met zijn laatste roman Zena’s arena schaart Pim Wiersinga zich bij een klein, illuster gezelschap van Nederlandse auteurs die historische romans schrijven. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland wagen zich in ons land weinig schrijvers aan boeken die zich in de middeleeuwen of ten tijde van het Romeinse Rijk afspelen. Of nog vroeger. Dat is slechts waaghalzen als Hella Haasse, Simon Vestdijk, Nico Dros en Jan van Aken gegeven. En nu Pim Wiersinga. Waar ik op doel is een oeuvre waarin meerdere kloeke, historische romans te vinden zijn. Boeken van blijvende waarde als Het woud der verwachting en De scharlaken stad van Haasse. En niet te vergeten Een nieuwer testament dat zich afspeelt in het Romeinse Rijk van de vijfde eeuw.
    Simon Vestdijk, de man die sneller schreef dan God kon lezen, vulde zijn omvangrijke oeuvre aan met klassiekers als De nadagen van Pilatus, Aktaion onder de sterren, De verminkte Apollo en De held van Temesa. Dat Wiersinga’s tweede roman Gracchanten (1995) recensenten aan Vestdijk deed denken, was voorspelbaar. De toen nog jonge auteur onttrok zich al snel aan de schaduw van zijn ‘voorganger’ door meerdere historische romans te schrijven. Zijn debuut Honingvogels (1992) en de nominatie ervan voor de AKO Literatuurprijs was al een geweldig begin geweest. In Het paviljoen van de verdwenen concubines (2014) bracht hij het China aan het eind van de achttiende eeuw tot leven. Eleonora en de liefde (2016) speelt in een heel ander tijdsgewricht, dat van ketterjagers en troubadours.
    Met Zena’s arena schreef Pim Wiersinga een roman waarvan je alleen kunt dromen, een boek waarin je even een periode in het verre verleden kunt beleven alsof je er zelf bij bent. Nergens komt alle kennis die nodig was om het boek te schrijven opzichtig aan het licht, en tegelijkertijd snap je als lezer dondersgoed dat deze auteur hele bibliotheken tot zich moet hebben genomen om zo helder over de antieke wereld te kunnen vertellen. Dat is het ware meesterschap. Mogelijk dat hij daarom Zena de woorden van haar grootmoeder Agaue laat herhalen: ‘De vroegere Ptolemeïsche koningen stelden kennis boven geld en boeken boven goud.’ Zelf verklaart Wiersinga zijn aanpak heel eenvoudig met de woorden: “Fictie is de herinnering aan wat nooit is gebeurd. De feiten mogen kloppen, maar de fantasie moet kloppen.”
    Als je Wiersinga nogmaals met Vestdijk zou willen vergelijken, dan is het wel de moderne versie anno 2023. Hier spreken we over een auteur die vrijer over de gevoelens van mannen en vrouwen schrijft, die zich meer durft te veroorloven qua vorm. Neem de passages waarin het proza soms door poëzie wordt overgenomen, geschreven in een stijl en met woorden die refereren aan de tijd dat literatuur op papyrus werd vastgelegd. De auteur vervolgt in die poëtische fragmenten zijn verhaal in een andere, fonkelende taal vol wijsheid. En wat een paar eeuwen na Christus gold, geldt nog steeds.

    ‘Door wouden lopen paden die geen mens je wijst:
    zo word je wie jij bent, en ben je wie je wordt.
    Al zijn de muzen soms genegen jou een eind te
    vergezellen op die weg, hem wijzen doen ze zelden.’

Alleen al om verschillende poëtische fragmenten zou je Zena’s arena blijven herlezen. Neem de volgende filosofische overpeinzing waarin de kennis van toen nauw aansluit op die van onze tijd.

    ‘Bevrijdt stromende materie (of leegte)
    ons van angst voor goden en hun straffen?
    Zo ja: helpt dit dan echt? Wat baat het ons
    dat het geen angst is maar een duizeling
    die ons beseffen doet dat deze aarde,
    steun voor onze voet, een heksenketel is
    van wilde, wriemelende deeltjesmassa’s,
    glinsterend schuim, kosmische chaos?’

Soms lijkt de auteur door te klinken in de strofen, weemoedig peinzend over de receptie van dat wat hij schrijft. En het vluchtige van ons bestaan.

    ‘Ach, wij zoeken een verhaal dat wij vatten;
    desnoods een slecht verhaal, volstrekt in strijd
    met wat de zinnen zien en het verstand bevat,
    maar wel mooi afgerond, met kop en staart,
    omdat wij zelf verhalen zijn; wij drijven
    als wolken voorbij – bevolken de natuur
    onder ons met godenvloek en drama.’

In dit boek deinst Wiersinga nergens voor terug. Verhandelingen over filosofie, toneel, godsdienst, roddel en achterklap, kortom, vrijwel alles wat speelde in het Alexandrië, de tweede stad van het Romeinse Rijk, van 410 na Christus.
    Het boek start meteen in vliegende vaart. Amper zijn we gewend geraakt aan de nieuwsgierige en vooral slimme Zena of haar leven komt in een stroomversnelling wanneer de landheer, die haar als wees in zijn familie heeft opgenomen, sterft. De machtsbalans in de streek is daarmee verstoord en daar wordt direct misbruik van gemaakt. Zena moet Agaue, die haar leerde wat werkelijk belangrijk voor haar was, achterlaten. Alleen zo kan ze plundering en moordpartijen ontlopen. Uiteindelijk belandt ze in Alexandrië, waar ze Claudianus, de laatste der klassieke dichters, leert kennen, Hypatia, een filosofe met hoofdzakelijk manlijke volgelingen, en Achilles, die Zena in de wereld van het toneel introduceert. Het zijn slechts enkele van de vele personages die er in deze roman voor zorgen dat Zena zich blijft ontwikkelen. Het levert jaloezie op in een periode van omwentelingen. Het Grieks delft langzaam maar zeker het onderspit tegen het Latijn, de ‘nieuwe’ godsdienst van het christendom zorgt voor aanvaringen met de oude goden en godsdiensten van voorheen. En Zena laveert er tussendoor, neemt wat ze kan gebruiken en is hoofdzakelijk druk bezig met overleven. Voor alles is ze in de roman een mens van vlees en bloed met wie je meevoelt. Dat dit lukt, is mede te danken aan het grote inlevingsgevoel van de auteur, die ieder karakter, of het nu jong of oud, man of vrouw is, waarheidsgetrouw weet te beschrijven.
    Zena’s arena is het best gecomponeerde boek dat Pim Wiersinga schreef. Eindelijk verschijnt er weer eens een boek dat qua kennis, originaliteit, taal en verhaal toont wat literatuur is: op de toppen van je kunnen schrijven en verbijsterend mooi proza creëren.

Boekbespreking door Ezra de Haan

Ezra de Haan (pseudoniem van Peter de Rijk, 1957) debuteerde met de novelle Vonk (1996). In 1999 volgde Kermis in de hel, een korte roman. Ik belde mijn muze (2003) was zijn eerste dichtbundel. De tweede, Scheren zonder spiegel, kwam uit in 2011. Voor zijn in het Roemeens vertaalde poëzie ontving hij de Premiul Naţional Tudor Arghezi. Zoeken naar Slory (2014), een road novel die zich in Suriname afspeelt, is zijn meest recente roman. In 2019 verscheen zijn literaire reisverhalenbundel De zwijguren. Ezra de Haan schreef en schrijft recensies voor o.a. Literatuurplein, Antilliaans Dagblad en Caraïbisch Uitzicht.