Riviermist

F O T O Z A A K

Riviermist Rob Verschuren

Phan Thanh Gian in Parijs, 1863. Fotograaf onbekend.

1


Phan Thanh Gian werd in 1796 geboren in Ben Tre, een slaperige provincie in de Mekong Delta, waar ook vandaag de dag modderkleurige kanalen de belangrijkste verbindingswegen vormen en huizen van bamboe en riet zich schuilhouden in weelderige boomgaarden. Hij stamde uit een Chinese mandarijnenfamilie. Zijn grootvader was het tirannieke regiem van de Qing-keizers ontvlucht en had in zijn nieuwe vaderland een Vietnamese vrouw getrouwd.
    Op zijn zesde ging Gian naar de pagode voor de gebruikelijke opleiding door boeddhistische monniken. Toen hij negentien was, werd zijn vader, een ambtenaar van lage rang, opgepakt op een beschuldiging van corruptie, die achteraf vals bleek. Gian schreef de gouverneur of hij zijn vaders plaats in de gevangenis mocht innemen. Getroffen door het verzoek regelde deze een plek voor de jongeman op een college in de stad, zodat hij zijn vader elke dag kon bezoeken.
    Zijn opvoeding volgens de confuciaanse beginselen had Gian voorbestemd voor een positie aan het keizerlijk hof in Hue. Nadat hij was afgestudeerd als doctor in de letteren, diende hij veertig jaar lang in uiteenlopende functies onder drie keizers van de Nguyen-dynastie. Hij hield zich streng aan de confuciaanse leer en gaf onomwonden zijn mening wanneer hij tekortkomingen zag in de keizerlijke edicten, een gewoonte die hem meer dan eens in ongenade deed vallen. Gedurende zijn loopbaan was hij een hoge ambtenaar op verschillende ministeries, lid van de keizerlijke Geheime Raad, viceambassadeur in China, straatveger en gewoon soldaat. In de laatste hoedanigheid vocht hij met grote moed tegen de opstandelingen in het centrale heuvelland.
    In 1851 werd Gian naar het zuiden gestuurd om de Mekong Delta te verdedigen tegen de Franse kolonisatiepogingen. Zo keerde hij naar zijn geboortestreek terug als de hoogste plaatselijke machthebber, alleen verantwoording verschuldigd aan de keizer, Tu Duc.

De vervolging van missionarissen onder de Nguyen-keizers had Frankrijk een excuus gegeven om de militaire operaties in Cochin-China uit te breiden. De armzalig bewapende Vietnamese troepen boden weinig tegenstand, en in 1862 werd Tu Duc gedwongen afstand te doen van de drie oostelijke provincies in de delta. De Vietnamese onderhandelaar die het Verdrag van Saigon tekende, was Phan Thanh Gian.
    Kolonel Thomazi, geschiedschrijver van de Franse verovering, geeft een ooggetuigenverslag: ‘Op de derde en laatste dag van het ultimatum werd een oude schoepenradkorvet gezien, die langzaam de rivier opkwam. De staat van verval waarin zij verkeerde, deed onze zeelieden in lachen uitbarsten. Het was duidelijk dat ze al vele jaren niet zee was gegaan. Haar kanonnen waren verroest, haar bemanning ging in lompen gekleed, ze werd gesleept door veertig jonken en begeleid door een menigte platboomde schuiten. Dit vaartuig bracht de gevolmachtigden van Tu Duc. Ons korvet Forbin nam haar op sleeptouw en hielp haar naar Saigon, waar de onderhandelingen snel werden afgesloten.’
    Als dank voor het vervullen van diens onaangename plicht, beet de keizer Gian bij zijn terugkomst toe: ‘Je bent niet alleen een misdadiger in de ogen van het hof, maar in de ogen van een hele generatie.’
    Dit weerhield Tu Duc er niet van een jaar later Gian te kiezen om een diplomatieke missie naar Frankrijk te leiden. Aan het hoofd van een tweeënzestig man sterke delegatie ging deze op 4 juli 1863 aan boord van het transportschip l’Européen, met geschenken van goud, zilver en jade voor Napoleon III. De Vietnamese keizer hoopte het verloren gebied terug te krijgen door rechtstreekse onderhandelingen met de hoogste machthebber.
    Bij aankomst in Toulon werd het gezantschap begroet met zeventien kanonschoten. Per trein ging het naar Parijs, waar recepties en rondleidingen langs de wonderen van de Franse beschaving op het programma stonden. Met een groeiend gevoel van onafwendbaarheid zagen de diplomaten paleizen, musea, kathedralen, tuinen en fabrieken. Ze maakten een ballonvaart op de Champs de Mars en poseerden voor een fotograaf. Pham Phu Thu, de tweede man in de delegatie, schreef hierover in zijn dagboek: ‘Gekleed in hofgewaad lieten we ons fotograferen. Hieruit bestaat een foto: eerst neemt men een glasplaat, bedekt met een combinatie van vloeistoffen. Men plaatst hem achter een glazen buis, waarvoor zich een persoon bevindt, die aan de andere kant in de buis kijkt. Onder de inwerking van het zonlicht dat door de buis valt, wordt op de glasplaat een beeld afgedrukt. Er is geen haartje verschil.’
    De foto’s zijn bewaard gebleven. Op een ervan zit Gian breeduit met gespreide benen. Zijn handen, verborgen in de mouwen van zijn ceremoniële gewaad, rusten op zijn dijen. De blik waarmee hij in de lens kijkt, doet denken aan het beroemde portret van Churchill, nadat de fotograaf Yousuf Karsh hem zojuist de sigaar uit de mond had geplukt. Dezelfde dreiging, dezelfde onverzettelijkheid.
    Daar leek weinig van over toen de gezanten op 7 november in audiëntie werden ontvangen door keizer Napoleon III en keizerin Eugénie.
    Het Palais des Tuileries overtrof alles wat de Vietnamezen tot dusver hadden gezien. Hier hadden de Zonnekoning en de grote Napoleon beslissingen genomen over het lot van de wereld, en het gewicht van de geschiedenis hing zwaar onder de kolossale kroonluchters.
    Een oude en breekbare indruk makend in zijn ceremoniële mandarijnengewaad, knielde Gian voor de troon en raakte met zijn hoofd driemaal de grond aan. Daarna bepleitte hij huilend zijn zaak.
    De keizerin werd door deze vertoning tot tranen geroerd en de keizer liet weten dat Frankrijk een welwillend land was dat de zwakken beschermde.
    De onderhandelingen begonnen. Gebukt onder de hoge kosten van de Mexicaanse campagne overwoog Napoleon III dat geld op het moment harder nodig was dan gebied, en de delegatie ging naar huis met de toezegging dat Frankrijk de drie provincies zou teruggeven in ruil voor een oorlogsschatting van vijfentachtig miljoen franc.
    Acht jaar later, tijdens de Parijse Commune, zou Napoleons paleis korte tijd als feestzaal dienen voor het gepeupel, voordat het in brand werd gestoken en ten onder ging in een vuur dat drie dagen woedde en alleen de kalkstenen muren liet staan.

Terug in Hue bracht Gian rapport uit. De macht en de rijkdom van Frankrijk zijn onvoorstelbaar, vertelde hij het hof, en hij sprak over bruggen van staal, over stoomtreinen die grote afstanden aflegden zonder paarden, over de helderheid van gaslampen en andere zaken. Sommige hovelingen lachten schamper en merkten op dat het makkelijk is te liegen over dingen van ver. Tu Duc reageerde met een dooddoener: ‘Waar trouw en oprechtheid worden getoond, gaan woeste tijgers voorbij, afschrikwekkende krokodillen zwemmen weg, iedereen luistert naar rechtschapenheid.’
    Van de overeenkomst kwam niets. Tu Duc was nooit van plan geweest te betalen en de weifelachtige Napoleon trok zijn toezegging in nadat zijn minister van Marine en Koloniën had gedreigd met het opstappen van het voltallige kabinet.
    In 1866 verzocht Gian de keizer om hem met pensioen te sturen. Hij was zeventig jaar oud. In plaats daarvan benoemde Tu Duc hem tot gouverneur van de drie westelijke provincies in de Mekong Delta. Hier vocht Gian zijn laatste en meest hopeloze strijd in dienst van zijn vorst, belast met de verantwoordelijkheid voor een ramp die hij kon voorzien, maar niet voorkomen. Hij moest navigeren tussen de opstandelingen en de Fransen, die in de aanvallen vanuit het westen steeds meer aanleiding zagen om ook dit landsdeel te annexeren. Op steun uit Hue hoefde hij niet te rekenen. De onpopulaire Tu Duc werd in beslag genomen door paleisintriges, boerenopstanden, belastingprotesten en rondtrekkende bandietenbenden, terwijl ook droogten, epidemieën en sprinkhanenplagen het land teisterden.

2


In de nacht van 20 juni 1867 leunde een jonge soldaat half in slaap tegen de borstwering op de stadswal van Vinh Long. Hij werd ‘Ba’ genoemd, een gebruikelijke naam voor de tweede zoon in een gezin. Ba was geboren in hetzelfde dorp als Phan Thanh Gian en opgegroeid met verhalen over de hoge mandarijn, die nu uit de hoofdstad was teruggekomen om zijn land te bevrijden van de barbaren.
    Net als zijn beroemde plaatsgenoot had hij de ambtenarenexamens willen doen, maar dat was voor een boerenzoon niet weggelegd. Daarom was hij in het leger gegaan. Hij was van plan snel generaal te worden, even hoog en belangrijk als zijn grote held.
In de maanverlichte nacht keek hij uit over het land tot zijn ogen dichtvielen van vermoeidheid. Veel viel er trouwens niet te zien. Boven de rivier hing een mistbank die zich snel uitbreidde over de vlakte.
    Hij dacht aan zijn vertrek uit het dorp, nog maar drie maanden geleden. Hoe zijn moeder zich jammerend aan zijn arm had vastgeklampt en hij haar af had moeten schudden op de dijk tussen de rijstvelden. En hoe hij over een paar jaar terug zou keren in generaalsuniform, beladen met decoraties die de keizer hem persoonlijk had omgehangen.
    Hij schrok op toen hij voetstappen achter zich hoorde. Hij draaide zich om en zijn hart sloeg over. Het was de gouverneur zelf die hem betrapt had in een houding van onoplettendheid. Zo groot was zijn verwarring dat hij pas boog toen zijn bevelhebber al voorbij was. Hij keek de verdwijnende gestalte na en langzaam ebde zijn paniek weg. Phan Thanh Gian had hem niet eens gezien. Natuurlijk, de gouverneur was te verheven om een gewoon soldaat op te merken en zijn gedachten zouden vast in beslag worden genomen door tactische en strategische vraagstukken. Kaarsrecht en met wijd open ogen tuurde Ba het resterende uur van zijn wacht in de mist en hoopte op de komst van de vijand, zodat hij zijn moed en zijn trouw kon bewijzen, maar die kans kreeg hij pas een paar jaar later, toen hij sneuvelde tijdens de val van Hanoi.

De wacht had staan slapen. Normaal zou hij hem streng gestraft hebben om een voorbeeld te stellen, maar vannacht leek het niet uit te maken. Vannacht hadden veel dingen hun belang verloren. Over de borstwering keek Gian naar het land waarvan het lot in zijn oude handen lag, en terwijl hij keek, verdween het land onder de mist die optrok uit de Mekong. Hij dacht aan de dagen van zijn jeugd, toen de wereld en zijn eigen plaats daarin hem met grote helderheid voor ogen hadden gestaan. Zijn hele leven had hij gedaan wat gedaan moest worden, met kalme berekening die de natuurlijke aard van de dingen respecteerde. Hij had zijn plichten vervuld, zijn schulden betaald, het pad van rechtschapenheid en dienstbaarheid gevolgd, ongeacht de omstandigheden of zijn eigen voorkeuren, ongeacht de gevolgen. Hij was een zoon geweest voor zijn keizer, een vader voor zijn soldaten en een oudere broer voor zijn landgenoten. Nu was het juiste pad in nevelen gehuld en was hijzelf een weifelende grijsaard, die niet kon slapen en in het holst van de nacht aan zijn dun geworden sik stond te plukken terwijl hij naar een uitweg zocht die er niet was.
    Hij dacht aan de verpletterende overmacht van de Fransen. Hoe eenvoudig zou het niet zijn om de laatste slag te leveren en te sterven op het slagveld, verzekerd van een plaats in de geschiedenis. Zoveel eenvoudiger dan het was geweest om op de knieën te vallen voor Napoleon. Hij dacht aan de trouweloosheid van keizers en aan de raadgevingen van de monnik die zijn eerste leermeester was geweest. Volgens de boeddhistische leer getuigde het van wijsheid om je terug te trekken in meditatie wanneer de wereld op hol was geslagen en het niet langer mogelijk was te doen wat goed en eervol was. Welke eer was er in het opofferen van levens voor een hopeloze zaak?
    Ergens in de stad kraaide een haan drie keer. Gian staarde in de mist en dacht aan de grote familie daar buiten, de levenden, de voorouders en de ongeborenen.

Vroeg in de ochtend trok de mist op en verbijsterd keken de stedelingen naar de Franse kanonneerboten die in de rivier voor anker lagen. Transportjonken waren al begonnen troepen aan land te zetten. Het duurde niet lang voordat een boodschapper een ultimatum kwam overhandigen: de verdedigers kregen tot twee uur die middag de tijd om zich over te geven.
    Gian wendde voor dat hij toestemming moest vragen van Hue en verliet de stad met zijn militaire commandant. Achtergelaten zonder leiders of instructies, opende het garnizoen de poorten.
    Terwijl de Fransen patrouilleerden in de straten van Vinh Long, stelde Gian zijn rapport aan Tu Duc op, waarin hij de volle verantwoordelijkheid voor het verlies van de westelijke provincies op zich nam. Met het rapport zond hij zijn drieëntwintig keizerlijke onderscheidingen mee. Zijn laatste daad in dienst van zijn land was een oproep om het verzet te staken. Dit is wat hij aan de bevelhebbers van de overgebleven provincies schreef: ‘De Fransen met hun krachtige wapens zijn gekomen om onenigheid onder ons te zaaien. Tegenover hen zijn wij zwak. Onze commandanten en onze soldaten zijn overwonnen. Elke slag vergroot onze ellende. De Fransen hebben enorme oorlogsschepen, vol soldaten en bewapend met grote kanonnen. Niemand kan ze weerstaan. Ze gaan waar ze willen, de sterkste muren vallen voor hen. Ik ben bij de hemel te rade gegaan en heb geluisterd naar de stem van de rede. En ik zeg: “Het is even zinloos deze vijand met wapenkracht te willen verslaan, als het voor een hertenjong is een tijger aan te vallen.” Daarom heb ik alle mandarijnen en alle oorlogsbevelhebbers geschreven om hun lansen te breken en de forten zonder gevecht over te geven. Maar hoewel ik de wil van de hemel heb gedaan door grote rampen van de hoofden van de mensen af te wentelen, ben ik een verrader van onze keizer, omdat ik de provincies die hem toebehoren zonder verzet heb opgegeven. Ik verdien de dood. Mandarijnen en volk, jullie kunnen onder het bevel van de Fransen leven, ze zijn alleen verschrikkelijk in de strijd. Maar hun vlag mag niet boven een vesting waaien zolang Phan Thanh Gian leeft.’

Nadat hij zeventien dagen had gevast, gedurende welke tijd hij zich bezighield met het schrijven van gedichten, kleedde Gian zich in ceremonieel mandarijnengewaad, boog vijf keer naar het noorden en slikte een grote hoeveelheid opium. Zijn laatste woorden waren voor zijn drie zoons, die hij beval niet voor de Fransen te werken of gunsten van hen aan te nemen en aanried in hun levensonderhoud te voorzien als simpele boeren.
    Na zijn dood nam de keizer Gian al zijn titels af en liet zijn naam van de Zuil van de Doctors hakken.

Rob Verschuren

Rob Verschuren is in 1953 in Malden geboren. Hij heeft lang als copywriter in de reclame gewerkt. Sinds het midden van de jaren tachtig woont hij buiten Nederland, de laatste elf jaar in Vietnam, met zijn Vietnamese familie. Hij is een voorbeeld van wat Salman Rushdie ‘translated men’ heeft genoemd, expatschrijvers wier geografische, culturele en linguïstische grensoverschrijdingen leiden tot een rijke kruisbestuiving tussen identiteiten en perspectieven.