Slotstuk

Lang verhaal

Nadat we gevreeën hebben, zeg je dat dit de laatste keer is geweest. Je stapt uit bed en raapt je onderbroek van de vloer. Ergens had ik geweten dat het een dezer dagen ging gebeuren. Een licht melancholiek gevoel komt over me als je de laatste keer voor mijn ogen je bh om je borsten spant en je armen door je sweater steekt en om hem over je hoofd heen te trekken.
     ‘Waarom erna pas?’
     Terwijl je je haren uit je sweater lostrekt, kijk je me aan. ‘Ik wilde niet dat je treurig zou zijn tijdens het vrijen.’
     ‘Ik had het liever van tevoren geweten. Nu heb ik je alleen maar geneukt.’
     Je pakt je broek en sjort hem over je benen.
     ‘Dat wilde ik ook.’ Je pakt je jas die aan een spijker in de deur hangt. Het enige kledingstuk dat niet op de grond had gelegen.
     ‘Mocht je nog wat van me tegenkomen dan kun je me appen.’
     Je legt mijn sleutel op tafel, zwaait je jas over de schouder en loopt mijn kamer uit. Ik pak het kussen waar je net nog op lag en denk aan de grimas die je tijdens onze vrijpartij had getrokken. Hij had je orgasme verraden. Ik hoor dat je de buitendeur met kracht dichtgooit. Dat moet, want anders waait de deur weer open.
     In het begin van onze relatie legde ik graag mijn oor op je hart terwijl ik je vingerde. Jouw steeds sneller kloppende hart wond me op, maar na een paar maanden vroeg je of ik dat niet meer wilde doen. Het idee dat ik je controleerde, vond je vreselijk. Het liefst had je dat ik jouw klaarkomen niet zou opmerken. Deze laatste keer was bijna onzichtbaar geweest. Je moest al geweten hebben wat je erna zou gaan zeggen.
     Onder de salontafel zie ik een linnen tasje staan. Het is zwaarder dan verwacht. Er zit een kistje in. Ik zet het op tafel en probeer de deksel open te klappen, maar het zit op slot.

Misschien heb je gelijk dat je mij hebt verlaten. Je moet door, alleen of met iemand anders. Ik besta vooral in mijn hoofd. Niet dat ik veel nadenk, maar mijn ogen nemen het alledaagse in zich op en laten de beelden aan de binnenkant langs mijn hersens glijden. Als ik conclusies trek dan zijn ze niet gemaakt met logica. Ik aanschouw en haal de plaatjes eruit die me bevallen. Jij bent meer iemand van het avontuur. Ik voel langzaam de lucht uit me lopen. Er is geen enkele aanleiding behalve dan dat ik ik ben. Geloof me, ik heb altijd van je gehouden maar vaak wist ik niet hoe ik een gesprek moest beginnen. Met een beetje drank lukte het wel, maar niet in het alledaagse. Tijdens de koffie pakte ik mijn telefoon of boek. Zelden begon ik te praten of vroeg ik iets.

Ik druk op delete en zie de letters weer verdwijnen.
     Op de vensterbank staat het kistje. In de stad heb ik je daarna niet meer gezien. Het kistje had ik eerst weer in de linnen tas geschoven, maar later heb ik het er opnieuw uitgehaald en op de vensterbank gezet. Met een paperclip heb ik nog geprobeerd het slot open te krijgen. In films lijkt het zo makkelijk, maar ik kreeg geen beweging in het mechaniek.
     Iedereen vond altijd dat ik goed was met woorden. Intussen ben ik altijd bang geweest om afgewezen te worden, maar ik had ook de angst iets te doen wat de ander niet zou willen. Ik kon me niet voorstellen dat iemand écht iets met me zou willen. Ik vond het al genoeg om even mijn hand op een schouder te leggen. Soms hoorde ik jongens praten over het frunniken onder truitjes. Ik snapte niet hoe ze daar kwamen. Ik zag nergens de traptreden met rode loper om daar te komen.
     Monique en ik draaiden al maanden om elkaar heen. Tot zij op een avond het initiatief nam en haar tong tussen mijn lippen duwde. Mijn handen grepen niet naar haar borsten. Ik omhelsde haar alleen maar en aaide haar armen en rug. Ook nam ik soms haar gezicht tussen mijn handen om haar steeds weer opnieuw te zoenen. Alles leek vanaf dat moment mogelijk. De volgende ochtend kreeg ik van Monique een envelop. Ze zei dat ik hem maar thuis open moest maken.

Het spijt me dat al mijn liefdesbrieven zo clichématig waren. Ze waren alleen maar voor het moment zelf. Altijd weer zijn het slappe aftreksels van de eerste liefdesbrief die ik ooit kreeg. Dat het mis ging tussen Monique en mij was spijtig maar onvermijdelijk. Wij hoorden niet bij elkaar, maar toch ben ik haar dankbaar dat ze mij meegenomen heeft naar

Geen idee hoe ik het moet omschrijven. Nooit zou ik meer de jongen zijn die zich alleen maar kon voorstellen hoe het zou zijn om te vrijen. Dat klinkt te pathetisch. De laatste twee zinnen weer gewist.

Na de dag dat ik de eerste aan mij gerichte liefdesbrief een aantal keren gelezen had, heb ik hem nooit meer bekeken. Haar liefdesverklaring vulde mijn hoofd en het enige wat ik kon doen was alleen maar letterlijk ‘idem dito’ schrijven. Iets beters kon ik niet verzinnen.
     Soms kom ik de envelop nog tegen. Ik weet dat de woorden in die brief de kracht niet meer hebben, maar als ik het velletje opgevouwen in de envelop laat zitten, blijft de magie bestaan. Nu weet ik hoe het is afgelopen. Monique was op vakantie verliefd geworden op een andere jongen. Haar gezicht veranderde van vrolijk naar nors toen ze me na haar vakantie zag staan. Twee dagen later maakte ze het uit.

Ik druk driemaal op enter en sta op.

Ik mis je wel, maar heb geen verdriet. Is dat gek? Ik mis vooral de periode dat we dachten dat we nog alle tijd hadden, dat onze liefde alleen maar groter zou worden. Zo was het al bij mijn eerste liefde. Eerst de verliefdheid, daarna de speurtocht en toen de ontdekking dat ik alleen een lege schatkist bleek te zijn. Monique zette er na anderhalf jaar een punt achter. De anderen (tussen haar en jou zaten er drie) waren sneller. Ze deden er ongeveer een half jaar over om een aanleiding te vinden. Beide keren was ik het met ze eens, maar nooit nam ik zelf de stap. Ook bij jou niet. Jij ging weg. Zelf weet ik het nooit zeker.
     In het begin had ik meer dan genoeg aan jou. Later zocht ik ook andere beelden. Er was ook een periode dat we samen porno keken als voorspel, maar ik vond het niet fijn dat jouw ogen tijdens de seks vooral gericht waren op het scherm. Ik wilde de enige zijn die jou kon laten klaarkomen. Porno als voorspel schaften we weer af, maar ik bleef het wel in mijn eentje kijken. De dagen dat wij misschien seks zouden hebben, deed ik het niet. Het liefst keek ik naar jou als jij jezelf mooi vond, maar na enige jaren zag je jezelf niet meer als begeerlijk. Je vond je borsten te veel hangen, je kneedde demonstratief je buik en trok vlak voor het slapengaan onzichtbare haren uit je kin. Het leek erop alsof je wilde dat ik je onaantrekkelijk zou gaan vinden. Als je dat deed wist ik dat er die avond niets zou gebeuren. Het lukte me niet de eerste stap te zetten zonder geforceerd over te komen.

Ik sla het bestand op. Met mijn handen wrijf ik over mijn gezicht. Buiten klinkt rumoer. Ik loop naar het open raam en kijk naar beneden. Twee mannen staan als kemphanen tegenover elkaar. De kleinste duwt de ander tegen de muur. Geweld zorgt voor ruimte. Steeds minder mensen begeven zich op de stoep waar de mannen ruzie maken. Dan valt de eerste klap. Direct trek ik mijn hoofd terug en doe het raam dicht. Er wordt geschreeuwd. Op tafel zie ik mijn noise cancelling koptelefoon liggen.
     Ik blijf naar het schermpje van mijn mobiel kijken en scrol door de foto’s die ik van je heb. Nooit hebben we naaktfoto’s naar elkaar gestuurd. Bijna alle foto’s verwijder ik. Eentje blijft. Het lukt me niet om die weg te doen. Het is als het telefoonnummer van een overleden vriend. Op die foto leun je op je bovenbenen. Op dat moment keek ik in je slaapshirt. Met een schuin hoofd en een brede lach kijk je uitdagend in de lens. De foto is genomen in een hotel in Parijs. Onze eerste reis. Na de foto had je de camera uit mijn handen getrokken en me op mijn rug gegooid. Daarna was je op me geklommen en had je je shirt uitgetrokken.
     Vlak daarvoor waren we naar d’Orsay geweest en hadden we voor de kut van Courbet gestaan. Je had me in het oor gefluisterd dat ik op de hotelkamer maar vergelijkend warenonderzoek moest gaan doen. Liefde en lust. Later wist ik niet meer wat de boventoon had gevoerd. Ik denk de liefde, maar zeker weten doe ik het niet. Nu heeft de melancholie beiden vervangen.

Op straat is niets meer te merken van de ruzie. Tegenover mijn huis leunt een jongen tegen een lantaarnpaal. Hij kijkt glimlachend op zijn mobiel.
     De zon schijnt, maar het is nog niet warm. Ik slenter langs de jongen naar de supermarkt. Bij het fruit zie ik Erik staan. Hij belt, waarschijnlijk met Sonja.
     ‘Jona Gold is op.’ Er verschijnt een lachje op Eriks gezicht als hij me ziet.
     ‘Vrouwen willen altijd appels… dat is al sinds de eerste mens… oké, de tweede.’ Erik pakt drie Braeburns en stopt ze in zijn winkelwagen. ‘Tot zo. Jij de kennis, ik het goed en het kwaad.’ Hij schuift zijn mobiel in zijn binnenzak.
     ‘Hoe gaat-ie?’
     Ik haal mijn schouders op. ‘Gaat wel, geloof ik.’
     ‘Ga je nog naar Raymond en Els?’
     ‘Ik weet niet of het lukt.’
     Vijf jaar geleden leerden Raymond en Els elkaar kennen op mijn verjaardagsfeest, waar wij ze aan elkaar hebben voorgesteld. Els was jouw beste vriendin en Raymond mijn beste vriend. Het leek ons fijn dat zij elkaar zouden leren kennen. We hebben hard gelachen toen we hoorden dat ze diezelfde avond verliefd op elkaar waren geworden. Nooit hadden we ook maar een seconde gedacht dat zij een stel zouden kunnen zijn. Alle twee bleven ze slapen en de volgende ochtend bleek dat ze in hetzelfde bed waren beland. Tijdens het ontbijt wisselden ze geen woord met elkaar. De alcohol was uit hun bloed en de bravoure was verdwenen. Aan het einde van de middag belde Raymond mij op en Els jou. Ze wilden elkaars nummer hebben.
     ‘Jij moet komen,’ zegt Erik tegen mij. ‘Jullie hebben ze bij elkaar gebracht.’ Dan lijkt hij te beseffen dat wij niet meer samen zijn.
     ‘Els wil dat zij ook komt en dat is direct het probleem,’ zeg ik.
     Erik knikt en kijkt naar zijn handen op het winkelwagentje. ‘Ik moet weer verder, ben een beetje laat.’ Hij kijkt niet meer opzij als hij de bocht om gaat.

Het liefst wil ik je appen om te vragen of je van plan bent te gaan. Bij het openen van de voordeur krijg ik de neiging je naam te roepen. Een fantoomgevoel. Alsof je de snuit van je hond aan je vingers voelt terwijl hij er al weken niet meer is.
     Op bed wip ik mijn schoenen uit. Met een bonk vallen ze op de houten vloer.

Raymonds handen kloppen op mijn rug terwijl ik over zijn schouder de ruimte in kijk. Ik zie je nog nergens. Wel zie ik Els en Sonja, in een hoek. Ik steek mijn hand op, ze knikken terug. Raymond drukt me een biertje in de hand en loopt door naar de volgende gast.
     Ik zoek andere bekenden. Erik staat bij een tafel met hapjes te oreren tegen iemand die met een verkrampte glimlach naar hem kijkt.
     ‘Lekker op dreef?’
     De jongen doet een stapje naar achteren. Niet veel later draait hij zijn rug naar ons toe.
     ‘Je weet het: wie hoog van de toren blaast, vangt zelf ook veel wind. Maar eh… is ze er al?’ vraagt Erik.
     ‘Geen idee.’
     ‘Ik geloof niet dat jij het niet weet.’
     ‘Ik ook niet.’
     Ik loop naar de keuken en zie Saskia, een oud-studiegenoot van je. Ze staat af te wassen.
     ‘Er zijn te weinig glazen,’ verontschuldigt ze zich. ‘Ik kan het gewoon niet laten.’
     ‘Zeker een traditionele opvoeding genoten.’
     Ze knikt. ‘Zeer traditioneel, met weinig genietingen.’
     Ik pak een theedoek en droog de glazen aan de buitenkant.
     Na de afwas staan we aan de dranktafel. Saskia kijk me aan en zegt: ‘Ik vind het toch jammer.’
     ‘Ik ook.’
     Los van elkaar kijken we naar de dansende mensen in de huiskamer. Ik drink een biertje, loop naar de wc en blijf daar zitten tot er iemand klopt. Bijna twaalf uur, zie ik.
     Saskia staat nog bij de dranktafel. Ze kijkt naar me en wenkt, maar ik loop door. In mijn ooghoeken zie ik dat ze me volgt.
     ‘Ga je weg?’
     ‘Alleen vanavond.’
     Het duurt nog wel even voor ze komt…’ Ze pakt mijn handen en trekt me weg bij de deur. Gewillig laat ik me meevoeren. Dan laat ze plotseling los en blikt over mijn schouder. Onwillekeurig draai ik me om.
     Je ogen zijn gericht op mijn handen. Daarna kijken ze naar Saskia.
     ‘Wil je wat drinken?’ vraagt zij aan je. Je knikt bijna onzichtbaar.
     ‘Nu al?’ zeg je, terwijl je Saskia nakijkt.
     Je draagt hoge pumps waar je een beetje scheef op staat. ‘Ze is mijn vriendin, niet de jouwe.’ Je doet een stap naar achteren en vervolgt met een hardere stem: ‘Even Els zoeken…’
     Saskia is terug en reikt je een glas rode wijn aan.
     ‘Weet jij waar Els is?’ vraag je, en legt een hand op Saskia’s rug. Ze knikt. Een ogenblik daarna leidt ze je weg.
     Het is mogelijk dat je me vanaf nu links laat liggen.
     Als je onverwachts een beer tegenkomt, moet je vooral kalm blijven. Het kan zijn dat hij alleen wil weten of jij een bedreiging vormt. Een snel vertrek is dus geen goed idee.
     Behoedzaam schuif ik achterwaarts naar de dranktafel. Dan voel ik mijn mobiel trillen in mijn achterzak.
     In het kistje zitten je brieven. Sleuteltje is al jaren zoek.
     Niets was dus ondoordacht.
     Ik zoek je op de dansvloer, maar vind je langs een muur. Onze blikken kruisen elkaar. Gauw kijk ik naar de vloer. Nooit oogcontact met een beer maken.

Pieter Drift

Pieter Drift, in 1991 afgestudeerd aan de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam, is een verhalenverteller. Hij schrijft proza en poëzie en maakt etsen, tekeningen en collages. Zijn poëzie en proza zijn o.a. online gepubliceerd op Hard//hoofd, Tijdschrift Ei en De Optimist, en op papier in Ballustrada, Extaze, Ambrozijn, Op Ruwe Planken en Schrijven Magazine.