Twee gedichten:

Aarden en Malmesbury blues

Aarden


als ik land of zee moest kiezen koos ik zee
als ik dan toch land moest kiezen koos ik een eiland
ik koos niet voor bergen op uitgestrekte continenten
maar voor de glooiing van het landschap
en dichtbij het wiegen van water

ik koos als de stadsjongen die ik was
voor oud land waar men al eindeloos had geleefd
met verspreide boerderijen   vee in ruime weiden
en in het achterland grafheuvels voor de doden

al heb ik een hekel aan reizen
en ben ik overal waar ik wilde zijn reeds geweest
ik leid mijn leven immer waar het vertrek aanstaande is
en het afscheid nakende
aarden is een gave

als ik kon kiezen koos ik mensen

Malmesbury blues

het is een social event
buiten regent het muizenregen
in het lamplicht van de muisgrijze avond

een ruimte binnen de huid van het stadje
de vaalwitte muren met ramen als bijziende ogen
omklemmen in teveel van krakend tl-licht
formica tafels en hardplastic stoelen

alsof de stadsmuren weer groot en volledig
en de poorten gesloten

dan de bedeesde begroeting
de drank kan men later betalen
men drinkt bier uit blik
en wijn uit een glas

omdat ze haar daar al kennen
stel ik mij voor als
de broer van mijn zus

een tafel buigt door van meegebracht voedsel
de bergen van hapjes niet groter dan vingers
dat is makkelijk eten

men vermoedt mijn accent
en dientengevolge een hekel aan duitsers
dus acht iemand het veilig
om met een grijns te vermelden
dat de duitsers vergrijzen
omdat ze uit schuld hun namen niet meer
willen vererven    ach   je weet wel wat ik bedoel
maar hier zijn de jongen de oorlog vergeten

de ruimte wordt kleiner
vandaag een voetstap geleden
de dag van morgen steeds verder
als de opname van een stomme film
en er dus toch wordt gesproken
je alles kunt horen
en niemand iets zegt

de pastoor gaat rond   geeft ieder zijn zegen
roept met Iers accent chaos bij
het b-woord van brexit

de oude mannen met wangen als honden
hun vrouwen nog kittig als katten
de lieflijke schoonheid en al het geld
zit in hun fris geverfde huizen
hun koppen onverwoestbaar
als de steen uit de streek

ik meng me in een gesprek maar
mijn gehoor is niet meer wat het geweest is
gaat het over franse humor   vraag ik
nee   zegt een oudere vrouw over   kanker
ik ken niemand die het niet heeft
en ze wijst op haar buren
haar maag en haar keel

ik ben met mijn jaren een van de jongsten
behalve de jeugd die aanstonds
het entertainment verzorgt

nu gaat het beginnen
de lucht zilt van plaatsvervangend
de schaamte van dansers en kijkers

men tikt met stille voeten
off beat het rammelend ritme
de horror op kindergezichten

het is de ander plezier willen doen
het is de stilte bij de dans
en te luid het applaus
iedereen drinkt nu vrolijk
en zoveel hij kan

ik sterf voor de doden
aan de overkant van het water
en ruik het dorp van mijn moeder
tachtig jaar eerder
waarvan ik dacht dat het
onder dikke lagen aarde lag

Arnold Jansen op de Haar

 

Arnold Jansen op de Haar (Nijmegen, 1962) is sinds 1995 dichter en schrijver. In 2014 verhuisde hij naar Engeland, waar hij samen met zijn zus de Engelse uitgeverij Holland Park Press runt. Momenteel zijn ze ‘technisch dakloos’ en wonen ze op kamers, maar ze zetten hun uitgeverij voort.