Christy
Geen reet te zoeken
in het smaragdgroene paradijs
F I L M B E S P R E K I N G
Christy van Brendan Canty
Ierland 2025
94 minuten
Te zien vanaf 13 november

De randen van Cork rafelen. Dat doen ze al heel lang. In Christy van de Ierse regisseur Brendan Canty geen tochtje richting de zee die toch zo dichtbij is, of mooie shots van het fijne, fraaie centrum van de Zuid-Ierse stad. Geen toerismefilm, eerder het tegenovergestelde. Een jong meisje ligt in haar slaapzak voor een kerk, een fles wodka en Fanta naast haar. Christy, een jongen van bijna 18, houdt haar kort gezelschap maar loopt dan door, de nacht in, op weg naar zijn eigen tijdelijke slaapplek. Niemand in Christy – de film – lijkt voor het geluk geboren. Als Canty iets laat zien, is het hoe arm Ierland nog steeds is. Hoeveel mensen er geen kans hebben, hoe makkelijk het ook is om af te glijden.
Het is zomer maar het voelt als een prille, te frisse lente of late herfst. De kleuren wat flets van die armoedige omgeving. De zon staat vaak laag en geeft allesbehalve een warm gevoel. Eerder zijn de schaduwen op de weg, op de huizen en zeker ook op de gezichten als kille windvlagen. Vieze grasveldjes, afval hier en daar, grauwe huizen. Geen uitweg. Maar Christy wil ook niet weg, Cork is het voor hem. Nog nooit is hij in Dublin geweest, hij zou niet weten wat hij er moest doen.
Canty had zo makkelijk een verhaal kunnen vertellen over alles wat er mis kan gaan in het nog zo jonge leven van Christy en steeds weer geeft hij er ook de opmaten voor. Of misschien is het beter gezegd dat je dat denkt als kijker, zo gewend als je bent aan verhalen vol ellende, aan geweld, misschien catharsis, maar pas als het uit de hand gelopen is. Feit is dat dat in Christy’s leven al zo vaak gebeurd is. Met beschadigde vuisten vertrekt hij uit zijn laatste gastgezin richting broer, zijn gezicht staat op onweer. Pas ergens halverwege breekt de zon een keertje door op die Ierse snoet met die blauwe ogen en gitzwarte wimpers. Een gouden ketting om zijn nek met een gouden kruisje eraan. Niet dat Christy laat merken gelovig te zijn; hij draagt het omdat het van zijn moeder was. “Laat niemand je vertellen dat zij niet ook een slachtoffer was,” zegt een oude vriendin ergens tegen Christy. Hij mist haar, de moeder. Flarden herinnering poppen soms op, met moeite, veel is er weg, veel moois, en wat ooit was, vindt amper nog een plek in zijn sombere hoofd.
Canty wilde ook al geen film maken waarin je tot je eigen tevredenheid ziet hoe weerbaar de mensen zijn of worden. Hij toont ‘zijn’ Ieren kwetsbaar, ondanks gevloek, vuilbekkerij en overig stoer gedrag. A fine line. En dat, dat is Canty’s verhaal over Christy.

Ierland, een plek op de wereld die veel mensen trekt. De groene heuvels, de meren, de zeeën en oceaan, de pubs, de dorpjes, de mensen. De muziek. Als je er bent, is het makkelijk om de buurt waar Christy rondhangt te missen, snel voorbij te rijden, niet te zien, niet te willen zien. De rand van een Ierse stad, wie komt daar nou? Zo’n slapende junk, wie ziet dat nou? Die paupers in hun trainingspakken, je parkeert ze makkelijk als nummers en kijkt over hun hoofden de verte in, richting dat mooie kerkje, die o zo groene heuvel, en kiest ervoor die Ierse pubmuziek in je hoofd te hebben als je per ongeluk toch iemand in die zo blauwe ogen staart. Muziek die – grote kans – vertelt over de veerkracht van de Ieren, over de pech van deze of gene, over een land, verdeeld, gespleten, misbruikt door de grote kolonisator en de katholieke kerk. Muziek die raakt en evengoed zie je het niet. De Christy’s, de kansloze jongens en meisjes. Canty maakt ze niet mooier, lelijker, doet ze geen drama aan en laat ze na een poosje weer met rust. Christy is inmiddels 18, hij kan haar knippen en er zijn vrienden. Grofgebekt, allemaal, vroegwijs, aardig, lief zelfs, maar … je moet het wel kunnen en willen zien. Rappen met een sombrero op, dat is ook iets typisch voor Cork trouwens. En als je dat maar gek vindt, dan kun je … Inderdaad, dan heb je aan de randen van Cork geen reet te zoeken. En misschien wel in heel Ierland niet. Niet het zuiden, westen, midden, oosten of noorden van het smaragdgroene ‘paradijs’.
Gerlinda Heywegen



