Elders bespreekt de dichtbundel
Place
van Gilles Boeuf
B O E K B E S P R E K I N G
gilles boeuf place
2021, eigen beheer, 88 blz., € 35,00
www.gillesboeuf.com
Een echt boekje, met een harde omslag en rug. Het voelt prettig in de hand, bij het openslaan springt het purper van de schutbladen in je ogen. Het bevat gedichten, zwart-witfoto’s en een dunbladig, zachtgeel katern met zestien collages.
Uit het eerste gedicht:
‘… de grillige vorm die je vindt/ wanneer je buiten loopt,/ omdat je in een stad bent/ waar je niet verdwaalt maar ook/ niet thuiskomt, de loop/ van de rivier/ die zichzelf volgt/ en de oevers vormt in de stad en/ de vorm van een huis/ naast andere huizen,/ een vreemde vorm …’
Het tweede gedicht eindigt met:
‘… je ziet mensen,/ muren van huizen,/ staat op van het bankje/ op het plein en begint/ met een richting,/ begint/ aan een nieuwe/ eenzaamheid’
Wie dit leest, is een aantal foto’s van stadse taferelen gepasseerd. Een schoorsteen, huizenblokken, plantsoentjes met spelende kinderen. Zwart-wit, de meeste onscherp door lange sluitertijden. Beeld en tekst roepen onthechting op, willekeurige dwaal, met plots opdoemend focus.
Dan, de eerste hond. Tweemaal in beeld, dan in tekst:
‘… ik zing yesterday/ voor jou en voor iedereen/ en als de straten mij zien/ is het goed/ als de de hond zijn vacht uitschudt/ en de struiken mij zien en de hond ziet/ me zingend door de straten gaan, …’
De camera dwaalt verder, strand, bos, een tweedehandsboekwinkel? Onverhoeds twee scherpe portretten, een vrouw op leeftijd met onbestemde blik, een gespierde vechthond die zijn lijn uitdaagt.
Met de Valeriusstraat komen de eerste hoofdletter en plaatsaanduiding langs, de dichter meandert verder:
‘… de schaduw/ aan de overkant/ met etalages, bakkers,/ warmte/ met dwingende manieren om/ naar de straten te kijken/ en veel te kunnen zeggen/ over richtingen./ zoals,/ die man komt zijn voordeur uit/ en zijn hond ruikt het brood maar/ jij woekert naar de hoek,/ een hele zomer lang/ op straat/ ik mis je’
Dan stuiten we op een vertelling in proza, over een grootmoeder.
‘… Ze kende het bos al zo lang. … Bij haar huis hoorden schapen en paarden. … Grootmoeder had eens koorts tijdens een ziekbed. Vanachter de deur leek hij haar voorhoofd te horen branden. In haar donkere, grote slaapkamer lag ze maar ze verscheen overal. … Grootmoeder die door met haar familie te vluchten veel was kwijtgeraakt, had een goed instinct … Het soort instinct dat je krijgt door overlevingsdrang.’
Deze passage staat tussen een foto van een kerkschip en een opname van een hoeve.
Uit het volgende gedicht:
‘… je wilt/ de stemmen van de mannen/ maar ze verplaatsen, ze/ vermengen/ met de honden, ze/ verdwijnen in/ de honden, ze grommen/ de grondtoon van de stad’
Het katern met collages bestaat uit vellen dun, geel papier waarop steeds een foto is te zien. Eromheen strepen, vlekken, handschrift, vegen, waterverf.
Een serie foto’s binnenshuis wordt gevolgd door een gedicht waarin:
‘… ik kan niet anders,/ de variabelen beheersen me/ ze beheersen me/ met de kracht/ van planeten/ en plantvariaties …’
Een foto van een kleuter in de armen van een vrouw, een oude vrouw met een snorslangetje voor zuurstof, een rokende middelbare vrouw met hond. Uit het slotgedicht:
‘… ps trilobiet/ leunen we tegen ons in,/ het gereformeerde/ blote en ontblote/ plastic overleving en overlevering/ het is misschien helemaal niet erg/ om vrij te blijven/ van herinnering…’
De bundel besluit met vertalingen in het Engels van alle teksten.
Onscherpe foto’s van nondescripte personen, steden, landschappen; teksten om te ondergaan, zonder aanleg voor duiding.
Boekbespreking door Felix Monter