Elders literair reisverhalenwedstrijd 2025
Deadline voor inzendingen: 15 september 2025
Na het grote succes van de Elders literair-verhalenwedstrijd en de Elders literair-poëziewedstrijd organiseert het tijdschrift in 2025 een reisverhalenwedstrijd.
ELDERS
Schrijf een reisverhaal van maximaal 1000 woorden over een persoonlijk ‘elders’: een plek in het buitenland of dichterbij (of in de fantasie) die voor de schrijver of diens protagonist een betekenis heeft die het toeristische ver overstijgt.
Vorm: verhalend proza of literaire non-fictie (eventueel de briefvorm).
De wedstrijd staat open voor iedereen, behoudens medewerkers van Elders literair. Alleen bijdragen in het Nederlands worden geaccepteerd. Zend alleen werk in dat nog niet is gepubliceerd, behalve op je eigen website. Maximaal één verhaal per deelnemer.
Tijdens de Haagse presentatie van het zesde nummer van Elders literair, op 22 november 2025 in Theater in de Steeg in Den Haag, zal de jury in aanwezigheid van drie genomineerde schrijvers de winnaar bekendmaken. De laureaat zal in de gelegenheid worden gesteld het winnende verhaal voor te dragen. Daarnaast zal het winnende verhaal worden geplaatst in het novembernummer van Elders literair – met als thema ‘reizen’ – én op de Elders-website.
Voor nadere informatie, zie het reglement en de voorwaarden op: eldersliterair.nl/reglement_reisverhalenwedstrijdElders
Overdenkingen van de Elders-redactie bij het formuleren van een opdracht voor de reisverhalenwedstrijd
Kees Ruys:
In de aanloop naar ons overleg over de wedstrijdopdracht bedacht ik me alvast dat het domein van het reisverhaal in de loop der tijden sterk is veranderd, en verengd. Ten eerste gaat de slogan ‘wie van ver komt, kan veel verhalen’ lang niet meer zo sterk op als (heel) vroeger, toen er nog geen fotografie en film bestond, respectievelijk nog weinig mensen konden reizen en, nog meer recent, toen het internet en de sociale media nog niet bestonden. Sinds Jan en alleman iedere uithoek van de wereld bereizen en thuisblijvers zo goed als alles óók vanuit hun luie stoel kunnen bekijken – en/of, waar het om bevriende reizigers gaat, mee kunnen beleven – is het goede reisverhaal meer en meer afhankelijk geworden van de blik en het schrijftalent van de auteur.
Door een toegenomen politiek-moreel besef in de wereld kan een reisschrijver verder ook niet meer volstaan met het beschrijven van wat hij onderweg gezien heeft en ervaren – en moet hij de ecologische voetafdruk die hij met zijn reis veroorzaakt heeft bijna rechtvaardigen door een ‘zinnig’, zo niet belangrijk stuk of boek te produceren.
Onwillekeurig verwachten lezers tegenwoordig bovendien een ruimere en ook kritischer blik op de bezochte plekken en culturen dan voorheen. Dat maakte van het reisverhaal steeds minder ‘een verhaal’, en steeds meer een non-fictiewerk waarin het individuele reizen zelf op de tweede plaats komt. Van de reisschrijver van nu wordt steeds meer journalistiek, zo niet wetenschappelijk werk verwacht: in breed perspectief geplaatste deelonderzoekjes.
Zo ongeveer waren mijn gedachten – algauw gevolgd door de vraag: erg leuk en aardig allemaal, maar wat hebben we hieraan m.b.t. het formuleren van een opdracht voor een verhalenwedstrijd? Eerlijk gezegd: geen flauw idee. De deelnemers hebben maar een beperkte ruimte, en wat willen we dat ze daarin gaan doen? Wellicht kunnen bovenstaande gedachten wel voorkomen dat inzenders-in-spe gaan pennen over bungeejumpavonturen in Cambodja of raften op Tahiti.
Els Kort:
Er bestaat tegenwoordig iets als ‘Laatste kans-toerisme’: toeristen die gebieden bezoeken die er binnenkort waarschijnlijk niet meer in die vorm zullen zijn. Bijvoorbeeld: een reis naar een gebied waar dieren leven die zullen uitsterven / waar het ijs definitief smelt of dat juist aan het uitdrogen is – of wellicht voorgoed zal onderlopen, zoals Tuvalu, Kiribati of ‘paradijsjes’ in de Seychellen. Of, mettertijd, Venetië. Maar dat lijkt me net zomin een onderwerp als reizen ‘voor de kick’ naar oorlogsgebieden.
Wat dan wel? Misschien denken we teveel na. Meer aan de inzenders overlaten? Een motto bedenken en klaar, bijvoorbeeld: Reizen in een veranderende wereld. Of: Reizen naar het einde van de wereld (lees het gratis toegankelijke, gelijknamige essay van Vincent Blok in Filosofie Magazine van 30 mei 2024, met als motto: ‘Door te reizen naar vreemde plaatsen zie je pas hoe zinloos je eigen vanzelfsprekende wereld is’: www.filosofie.nl/reizen-naar-het-einde-van-de-wereld
Of iets als: De reis om de wereld in tachtig dagen (laten we zeggen een Jules Verne-motto). Of in het wedstrijdreglement opnemen dat het verhaal zich bijvoorbeeld moet afspelen op een eiland.
Arjen van Meijgaard:
Waarom niet verhalen over een imaginair of zelfs utopisch eiland, zoals in de tijd van de Verlichting? Reize door het Aapenland van J.A. Schasz of Gulliver’s Travels van Jonathan Swift. Een ‘robinsonade’ – zoiets prikkelt vooral de verbeelding, denk ik.
Hans Muiderman:
‘Aankomen of vertrekken, reizen in een veranderende wereld’?
Schrijven over reizen is ook mijmeren en filosoferen. Althans, zo werkt dat bij mij. Als je mij om een motto zou vragen voor de schrijfwedstrijd zou ik (alweer) de openingszin van Linn Ulmann gebruiken, omdat daarin met weinig woorden, en veel diepgang, geschetst wordt wat zich in onze geest afspeelt als we aankomen (of staan) op een plek: ‘Zien, herinneren, begrijpen. Alles hangt af van de plek waar je staat’ (De rustelozen, 2015).
Nog twee citaten waar we iets mee zouden kunnen, beide uit een boek van Andrzej Stasiuk, Onderweg naar Babadag (2009):
‘Met andere woorden, het maakt me helemaal niet uit waar we naar onderweg zijn en ik ben alleen benieuwd waar naar we vandaan komen.’
En: ‘Het is goed om naar een land te gaan waarvan je vrijwel niets weet. Gedachten komen tot stilstand en worden onbruikbaar. Je moet overal opnieuw mee beginnen. In een land waarvan je vrijwel niets weet wordt het geheugen zinloos.’
Kristien De Wolf:
Mogelijke opdrachttitels:
1. Nooit meer slapen: schrijf een vernieuwend én spannend reisverhaal van ver of van dicht geïnspireerd door Hermans’ enz… Ik vind de titel grandioos.
We zouden ook extra aandacht kunnen geven aan ‘de beste eerste zin’ – blijkbaar was de eerste zin van NMS indrukwekkend. We zouden dan ook de nadruk kunnen leggen op een of ander wetenschappelijk aspect. Ik zou het kortom niet erg vinden mochten we resoluut gaan voor spannende, moeilijke verhalen, het hoeft niet mijmerend te zijn, toch?
2. Van die andere grote, Reve, kun je anders ook wel garen spinnen. Heerlijke reisverhalen. Bijvoorbeeld: Op weg naar het einde. Dan ligt de nadruk op de komische situatie en op het fantastisch kunnen schrijven, want anders wordt het niets met een dergelijke insteek, natuurlijk.
3. Als we Celine’s Reis naar het einde van de nacht nemen, dan wordt het mogelijks wel érg donker.
In elk geval zou ik voor een wedstrijd wel eens durven gaan voor iets wat prikkelender, mogelijks brutaler is dan ons gewoonlijke motto. We kunnen bijvoorbeeld ook vrij vers toelaten, genre Mulhacen van Jonas Bruyneel?
Nele Bruynooghe:
Die correspondentie lezen was erg leuk… Wat als je dat nu aan de deelnemer voorlegt, die dialoog tussen jullie allen? Het probleem schetsen van ‘alweer een reisverhaal’ en welke voorwaarden eraan worden gegeven, maatschappelijk gezien, en wat de redactie van Elders denkt? Het lijkt me erg mooi. Deelnemers krijgen zo een inkijk in wat een redactie vooraf denkt bij zo’n wedstrijd. En dat is wat voor mij Elders, Elders maakt. Die inkijk, dat zicht achter de schermen, open deuren. Het is een originele manier om een wedstrijd aan te kondigen én mensen nieuwsgierig te maken naar de redactie, de motor van Elders.