In de Madurastraat
Kort verhaal
Mijn zus woont in de Madurastraat op tweehoog. Onder haar wonen twee hoogbejaarde zussen. De een is doof, de ander dominant. Mijn zus moedert over hen en zij moederen over haar. Je hoort ze door de vloer heen op elkaar vitten. Of eigenlijk, de een vit op de ander. Zo gaat dat al jaren. Mijn zus hoort het niet meer.
Boven mijn zus woont Jaap Buismans. In het weekend slaapt hij bij zijn moeder, door de week is hij op zijn werk. Vooral ’s avonds hoor je de zware stappen van Jaap over het plafond van mijn zusje dreunen. Jaap is erg technisch. Regelmatig wordt mijn zus midden in de nacht gewekt door het luid rinkelen van een bel. Hij heeft een alarmapparaat aan zijn fiets gemaakt en dat doorgetrokken naar zijn woning. Bij de minste ademtocht gaat het alarm af.
Mijn zus heeft een computer gekocht, een draagbare. Ze is al een week bezig om een programma te installeren waarmee ze kan e-mailen. Soms werkt het programma, meestal niet. Iedere dag brengt ze een bezoek aan de computerwinkel, ze neemt haar computer mee. Ze zien haar liever gaan dan komen. Iedere keer vertrekt mijn zus vol goede moed naar huis, om thuis te constateren dat de codes die in de winkel werkten, het in de Madurastraat af laten weten. Een computer is grillig en de buien van mijn zus evenzeer.
Ik ben gewaarschuwd door de ‘buurvrouwen’ dat ze mijn zus tot in de vroege uurtjes horen stommelen.
De volgende nacht belt ze zelf. Gejaagd. Er is een wereldwijde samenzwering aan de gang, ze zijn uit op de codes in haar computer. Weet ik dan niet dat ‘ipotje’ vermoedelijk het wachtwoord is waar alles om draait? Ze fluistert in het toestel dat ze proberen haar machine te kraken en dat dan de pleuris uit zal breken.
‘Onzin,’ zeg ik, zo beslist mogelijk, ‘het zit in je kop.’
‘Weet je het zeker?’
‘Ik weet het zeker.’
‘Heb je een slaappil genomen?’ vraag ik.
‘Als ik in slaap val, kraken ze de code.’
Twee uur later word ik weer gewekt.
‘Ik word afgeluisterd door Jaap.’
‘Jaap?’
‘Jaap Buismans.’
‘Hoe dan?’
‘Hij heeft onzichtbare buizen in zijn vloer gelegd.’
‘Kletskoek.’
‘Hij snuffelt in mijn huis, als ik weg ben!’
Ik probeer haar te overtuigen dat Jaap een doodgoeie jongen is, maar hoe leg je uit dat Buismans alleen maar Buismans heet? Even ontspant mijn zus. Ze moet vreselijk lachen om de bovenbuurman, die zijn oor tegen de buizen te luisteren legt. Opgelucht haal ik adem en lach met haar mee. Dan wint haar achterdocht het weer. ‘Toch raar dat die man van de computerwinkel precies weet dat ik “ipotje” moet intikken!’
De volgende dag belt mijnheer Van der Veer, een buurman die alles van fietsen weet. Hij heeft al verschillende rijwielen voor mijn zus samengesteld uit onderdelen van oude fietswrakken. Bovendien krijgt mijn zus allerlei snuisterijen van hem met Maxima erop.
Hij is mijn zus tegengekomen in de Javastraat. Ze was druk aan het praten en gebaren in de losse hoorn van haar huistelefoon. Hij heeft haar meegenomen. ‘Ze is in gesprek met president Bush en ook af en toe met God. Je moet komen. Ik breng haar bij de buurvrouwen en vraag of zij een oogje in het zeil houden tot jij er bent.’
Ik haast me naar de Madurastraat. In de kleine huiskamer tref ik mijn zus aan te midden van een groepje buurtbewoners. Het lijkt wel een verjaarspartij. Mijn zus is duidelijk de ‘jarige’, omringd door Jaap, de buurvrouwen en mijnheer van der Veer. Het vogelvrouwtje is er ook. Mijn zus noemt haar zo omdat ze een lange dunne neus heeft die op een snavel lijkt. Ze is klein en gebocheld en heeft priemende vogelogen. Ze zit vaak voor het raam en weet precies wat er in de straat gebeurt.
Ik hoor de stem van mijn zus boven alles uit. De dominante buurvrouw gaat rond met koffie, de dove geniet van de opschudding. Het liefst zou ik meteen met mijn zus naar boven willen gaan, maar ze is druk doende uit te leggen wat er mis is met haar computer en wat voor gevolgen dat heeft voor de wereldvrede. Mijnheer Van der Veer zegt dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen.
Mijn zus hoort hem niet. Ze is echt bang.
Het vogelvrouwtje gilt dichtbij het oor van de dove buurvrouw: ‘Ze heeft last van codes!’ en vervolgt dan tegen mijn zus: ‘Ach kind, wat moet je toch met al die moderne rommel? Waarom zou je je brief via de computer sturen, je kan hem toch posten?’
Mijn zus klaart op. Het zijn de meest simpele oplossingen die verlossing brengen. ‘Dat ding gaat terug!’
Jaap biedt aan om met haar mee te gaan naar de computerwinkel. Mijn zus kijkt hem wantrouwend aan tot mijnheer Van der Veer zegt dat hij ook wel een stukkie met haar op zal lopen.
Even later zie ik ze gedrieën om de hoek van de Javastraat verdwijnen. Jaap draagt de computer. Mijn zus heeft er al afstand van gedaan.
Marre van Dantzig