Monster

Kort verhaal

In Oezbekistan bezitten mensen weinig tot niets. Zelf moest ik het hebben van de kleuren die ik gebruikte, de lijnen die ik trok en de composities die ik uitkiende.
    Mijn baba had knobbeltjes op zijn stembanden van het zingen. Hij probeerde zijn stem te sparen, maar had geld nodig om zijn repertoire te moderniseren. In Europa, daar zat het grote publiek. Tot het overmatig optreden als zanger hem een hersenbloeding kostte.
    Dat nooit, wist ik. Iedere ochtend tilde ik hem de trap af en ’s avonds er weer op. Vanaf het moment dat hij zong met de engelen hoefde dat niet meer. Spreken deed ik amper nog, omdat niemand behalve hij ooit iets tegen mij zei. Hoewel baba niet de enige was die voor mijn werk klapte.
    Toen de voorjaarsstorm bedaard was, hadden velen in ons dorp aan de voet van de berg-zonder-bomen het over een jonge vrouw, Cygni. Als een vleugellamme zwaan probeerde ze krampachtig weer vaart in haar leven te krijgen. Zodra ze me zag lopen, kiezels vooruit schoppend over de zanderige weg, kwam ze naar me toe. Iedere dag herhaalde ze: ‘Help me, zonder jou blijf ik voor altijd een onbenul.’
    Uiteindelijk gaf ik met mijn penseel vorm aan haar bleke huid, ranke hals en haar overtuiging dat ze ertoe deed, ondanks haar gebroken vleugel. Het museum in Nukus, de grote stad, schreef dat mijn recalcitrante werk haar onbescheiden verheerlijkte. Het enige wat ik deed was tonen hoe sierlijk ze was.
    Nadat de spalken eraf mochten en ze weer vloog, zei Cygni: ‘Jij hemelde mij op toen niemand mij meer zag. Vlieg met mij.’
    ‘Ik gedij beter in de schaduw.’
    Ze pakte mijn hand en ik vergat hoe verlegen ik was als zij mij de dansvloer optrok, waar we als een dubbelster aan de hemel om elkaar draaiden.
    Behalve mijn vader was er nooit iemand geweest die mij nodig had. ‘Wil je met me trouwen?’ vroeg ik.
    Om in ons onderhoud te voorzien portretteerde ik mensen die te belangrijk waren voor een foto. Tot mijn eega me haar plan opbiechtte: ze wilde een beroemd acrobaat worden.
    Ik kieperde alle restjes verf op mijn lege doeken, zette mijn naam eronder en verkocht ze, zodat we een reserve hadden als niemand ons wilde zien vliegen.
    Mijn penselen stak ik in de grond, net als mijn droom om in het Louvre te hangen.

Boven schouwburgpodia en circuspistes over de hele wereld zweeft Cygni in mijn armen. Onze luchtacrobatiekshow heeft van haar de ster gemaakt zoals ik die sinds de storm aan mijn hemel zie schijnen. Thuis, ver weg van de theatrale oppervlakkigheid, aanbaden kunstliefhebbers mij. Hier komt het op sensatie beluste plebs alleen voor Cygni. Als zij langs premièrefeestjes vliegt, op jacht naar belangrijker podia om op te treden, wacht ik op de bank tot ze naast me zit en ik mijn arm om haar heen kan slaan. Meestal zie ik haar pas aan het ontbijt.

Straks, kerstavond, vliegen we boven een Amsterdams podium. Door de luidsprekers galmt Freddie Mercury: What are we living for?
    Ik? Ik leef voor Cygni en ons aanstaande gezin waarvan zij zegt dat mij daar de toewijding voor ontbreekt. Ze wil haar eigen circusgezin stichten, zoals de familie waarin ze is opgegroeid.
    Haar ogen blikken dat we op moeten. De Carré-presentator roemt onze successen: ‘En vanavond vliegen ze bij ons, speciaal voor u.’ Praatjes voor de bühne.
    Alles voor haar faam en onze toekomst samen. Het geschreeuw kan ik niet aanhoren, het wordt luider hoe hoger we vliegen en hoe sneller we om elkaar heen draaien.
    Haar kwetsbaarheid baart mij zorgen. Al gauw hangt ze onder mij. Haar vertrouwen in mij, haar kwetsbare positie als mijn valbreker; de meute houdt van haar. Niemand ziet mij kotsen voorafgaand aan optredens, de verantwoordelijkheid is te groot. Niemand weet hoeveel ik opoffer om fit te blijven. En wie kent de pijn van zelfvertrouwen dat weggevreten wordt in dienst van een bedrieglijke liefde? Ik ben degene die voorkomt dat zij vanuit de helverlichte nok inslaat op de bühne.
    Waarom lag er een brief van die Monegask onder haar kussen? Daagt ze me uit? Test ze mijn loyaliteit? Blijkbaar ben ik niet de enige die haar in balans houdt. Does anybody want to take it anymore? De menigte wel, die is onverzadigbaar, net als Cygni’s hang naar roem.

Een veiligheidsnet of zekeringslijnen weigert ze. ‘De media-aandacht voorkomt dat het rapaille de opgelapte vogel ziet die ik ben.’ Zij is de zon die het zelfvertrouwen van Icarus verschroeit.
    Zo meteen stijgen we op. Dan hangen wij beiden aan mijn tanden aan het koord dat ons omhoog trekt. Het risico van onze dood is waar dat volk voor komt. Zolang het juicht wil Cygni vliegen en houd ik haar vast. The show must go on.
    Een paar jaar geleden is ze neergestort. Gevoel in haar benen had ze niet meer. Maandenlang heb ik die driemaal daags gemasseerd.
    Om de toeschouwers die haar vergeten zijn terug te winnen dwingt ze me hoger te vliegen dan ooit. Als ze nu valt, sluit het doek voorgoed.

De bundels licht, fel op ons. Queen schalt, Cygni schittert. We zetten aan, lopen gearmd in een wijde boog over het podium. Ik bijt me vast in het bit. Vanuit de coulissen omhooggetrokken aan het touw wandelen we in een cirkel de lucht in.
    Ziet ze aan mij dat ik zijn lofzang aan haar verscheurd heb? Toewijding is het enige wat ze nog van mij verlangt, en de kracht in mijn kaken. Hoelang moet ik mijn hoofd nog voor haar buigen? Inside my heart is breaking.
    Drie meter omhoog. Ik hang met mijn tanden aan het koord, zij aan haar tanden onder mij, aan het touw dat vastgesnoerd is rond mijn rechterbeen. Ze maakt een duizelingwekkende pirouette. Ik grimas richting theaterplafond.
    Zes meter boven de grond. Na haar ongeluk weigerde ik aanvankelijk zo hoog met haar te gaan. Ze zei: ‘Het publiek komt voor mij, doe je werk.’
    Zij vertrouwt mij met haar leven, ik haar allang niet meer.
    Negen meter. Het gepeupel zuigt de longen vol. In Monaco bemachtigden we de Gouden Clown, de bekroning van onze carrière als dubbelster. Die nacht loste Cygni haar belofte in aan hem, de juryvoorzitter, las ik vanochtend. Whatever happens. Op haar ongeboren kind zwoer ze me dat ze zwanger is van mij en dat haar sterrendom straks mag verdampen als we met ons drieën zijn. Samen hebben we een heel leven voor ons. But inside in the dark I’m aching to be free.
    Ik hang aan mijn tanden, zij onder mijn voeten. Ze kent mijn twijfel, maar eiste dat we hoger dan ooit de nok in getrokken zouden worden. Applaus oogsten wilde ze, en geef haar eens ongelijk.

Kramp. In mijn kaken. Niet nu. Ik geef het teken: twee duimen naar beneden. Toneelknecht, zakken nu. Het bit schiet uit mijn mond. Ik grijp er achteraan in het niks. Ik brul, zij krijst.
    Outside the dawn is breaking. We vallen in slow motion, zij recht onder mij.
    Ze vindt mijn jaloezie puberaal. Ik hield haar leven in mijn handen, ons voortbestaan tussen mijn kaken, haar glorie hees ik omhoog. I’m never giving in.
    Het was nog pril, ze kreeg net een buikje, zong de hele dag. Stel dat ze de waarheid sprak en zwanger is van mij in plaats van hem? Wat heb ik gedaan? Wat als ik niet een einde gemaakt heb aan hún trojka, maar aan de onze? Dan stijgen zij en ik met ons ongeboren kind straks richting hemel.
    Hoe dan ook blijft zij van mij.
    We zijn geland. Haar vleugels zijn gebroken, het plebs gilt, telefooncamera’s flitsen. Zij ligt onder een laken, ik strompel het podium af.

Mijn tubes verf en nieuw gespannen doeken wenken, mijn verdriet om Cygni vraagt erom geschilderd te worden, de mensen willen haar zien. Mijn schone gevleugelde steelt nog één keer de show.
    De arts zei: ‘Het is uw kind, meneer.’ Wat wilde ze dan met die clown? Ambitie is een monster.

Nieuwjaarsdag. Vanaf nu beleef ik alles zonder haar. Geroezemoes in de foyer, rijen kinderen, ouders en grootouders voor de garderobe. Het personeel is opgewonden: onverwacht blijkt Carré uitverkocht.
    De eerste tonen blazen over de hoofden van het publiek de theaterzaal in, ritmisch galmt de synthesizer, het dikke theaterdoek schuift open.
    Ik mis haar blik die me aanspoorde haar te volgen, het podium op. Vanavond sta ik alleen paraat, vooraan, in het midden. Zonder haar vlieg ik nog hoger, sneller, verder. Mijn show is een luchtballet, het touw bijna onzichtbaar dun en de vrije val op het eind doet ieders adem stokken.
    Gisteren zat ik aan een talkshowtafel. De presentatrice vroeg mij naar haar en hem en hun bedrog. De kijkers voelden mijn gemis, drama is goed voor de cijfers. Vandaag klinkt het applaus. Het publiek staat, klapt, scandeert mijn naam. Míjn naam. Alléén mijn naam.
    Kijk, baba, Europa. Zie ze kijken, ze komen voor mij, ik vlieg. On with the show.

Ranjith Postma

Ranjith Postma is geadopteerd uit een Sri Lankaans weeshuis met meer baby’s dan wiegjes. Hij is terechtgekomen in een Gronings dorp met meer koeien dan huizen en een gereformeerde kerk in het midden. Hij schrijft over ouder-kindrelaties, erkenning en identiteit. Worstelingen die hij zelf nog niet gewonnen heeft.