Paniekvogel

Kort verhaal

Hij vliegt weer door mijn borst. Fladder de fladder. In alle kleuren van het spectrum. Hij is groot en sterk, raakt alle wanden van mijn harnas. Onzichtbaar in de spiegel die lacht in mijn gezicht, ik voel me mooi vandaag. Ik pak mascara uit de toilettas, knipper met mijn ogen om te focussen. Achter mijn wenkbrauwen kloppen gedachten, dromen, herinneringen. Het is één grote warboel, geen eenheid te bekennen. De dag breekt nog lang niet aan, maar het is goed zo. Ook in chaos waait de wind. Ik strijk het borsteltje langs de haartjes en kleur ze zwarter dan ze al waren. Een frisse blik. Je weet dat ik ga schrijven, jou ga schrijven. De tekst die door mijn leven loopt, de delicate draad. Woorden die ik niet vergeten kan, slokken wijn die ik gedronken heb. Ooit, ergens, een terrasje achteraf is wat ik ervan maken zal, want meer onrust past vandaag niet in mijn lijf. Ik veeg de wasem van adem weg, gooi de mascara terug, draai me om en sluit de deur.

Mijn auto is bejaard, het portier klaagt wanneer ik instap. Ik piep terug, ik laat me door zo’n knar niet de les lezen. Echt niet! Er komt wat gesputter, maar we zijn op weg! Waarheen ook alweer? Die paniek ook, ik zie mezelf in de spiegel, denk na. Mijn reisdoel, wát was ook alweer mijn reisdoel? Met één hand op het stuur voel ik op mijn dijbeen. Zou het een blauwe plek worden? Ach wat, de radio trommelt wat muziek, het Dafje neuriet vrolijk mee. Van je rombom wat maal ik erom … Maar uhh, die laatste rombom hoorde er niet bij! En waarom sta ik nu ineens midden op de snelweg stil?
    Ik haal mijn hoge kousen op, het heeft geen zin. Elastiek dat geknapt is, is geknapt. Ik gooi mijn stiletto’s uit en stroop de kousen af. De wind waait tussen mijn benen. Heel even een aangename verrassing na de hitte van vanavond. Een praatpaal die hulp biedt. De pechhulp, of ik geduld heb? Vochtigheid heeft het verkeer tot een embolie verzekerd. Ik schop tegen de Daf. Een truttenschudder, verbleekt geel met jarretelaandrijving. Hij stond op knappen en brak gelijk met die van mij. De flarden van de avond. Seks en woede. Ik sta gedumpt en geknapt langs het zwarte asfalt te koken. De Daf die niet meer pruttelt. Mijn hoofd is een vrachtwagen geparkeerd in een Daf. Ik grijp naar mijn kruis en vervloek de wereld. Vervloek wie je bent. Wie ik ben. Ik ben dronken, ging gewoon rijden. Die Daf is een automaat, met stuurspeling van een takkelvis. Was ik maar van de brug gereden.

Ik moet rustig zien te blijven, de wegenwacht komt eraan. Maar ik bén niet rustig, geef me over aan dromerige gedachten. De stoel achterover, schijnsel van de lantaarnpaal verlicht mijn lichaam. Mijn goddelijke ik. Ik ga voor je deur liggen, bipolair, kan mij het schelen. Trillend van genot. Sla die fucking deur maar dicht. Eens moet je naar buiten. En dan vind je mij, hier, ontkleed, misschien wel onthoofd. Stap maar over me heen als je durft.

Erica van Dooren

Erica van Dooren is zelfstandig ondernemer. Daarnaast besteedt ze vele uren aan het schrijven van verhalen, gebaseerd op het dagelijks leven. Die trend trekt zij door in nieuwe verhalen als Paniekvogel en in haar roman met als werktitel Winterbloemen. Van Dooren schrijft over thema’s als het menselijk tekort, liefde, schuld, boete, seks en de dood. Dit doet ze op een sardonische en verrassende manier, waarmee ze haar werk een eigen stem geeft.