De buitenboordmotor

F O T O Z A A K

Ole keek uit over het water, de punten van zijn schoenen staken over de rand van de betonnen steiger. Zo kon hij net iets verder zien dan zijn vader, die nog op het bankje zat. Het gesprek dat ze op zachte toon voerden – ze spraken altijd op zachte toon – was gestokt. Ze luisterden, maar nergens klonk het geluid dat ze zo goed kenden, het geluid van de buitenboordmotor.
    Iedere zaterdagmiddag kwam Ole’s zus Hanna met de boot naar de vaste wal om de boodschappen in ontvangst te nemen die haar vader en broer dan hadden gehaald bij de supermarkt. Ook daar was men inmiddels aan de wekelijkste routine gewend. Ooit was Hanna er zelf geweest, maar door haar reuma was de afstand vanaf de waterkant tot de dorpskern – niet meer dan een kruispunt met een kerk en een winkel – te groot geworden. Daarom had Ole aangeboden het voor haar te doen.
    Hanna woonde nu al twee decennia in een huisje op een van de eilanden, een eind verder de fjord in. Je kon er alleen per boot komen, het was twintig minuten varen. Ole en zijn vader bezochten haar hooguit twee keer per jaar. Hanna hield bezoek zoveel mogelijk af.

Sinds het overlijden van zijn vrouw, nu drie maanden geleden, ging Ole’s vader mee naar de supermarkt en vervolgens naar de steiger. Hij wilde zijn dochter graag zien en spreken, maar van dat laatste kwam het nauwelijks. Het overhandigen van de plastic tas duurde nooit langer dan vijf minuten. Een paar halve zinnen en onbeantwoorde vragen rolden over het water, tussen de wal en de boot. Haar hand in de lucht als ze weer ging, nooit als ze kwam.

Met de auto was het nog geen tien minuten naar het water. Hemelsbreed woonden Hanna, Ole en hun vader dicht bij elkaar. Maar wat stelt ‘hemelsbreed dichtbij’ voor als er verder weinig raakvlakken zijn?
    De boodschappen waren functioneel contact. Dat liet Hanna toe. Er moest een reden zijn, maar niet elke reden was geoorloofd. Toen hun vader gevallen was en een paar dagen in het ziekenhuis lag, deed ze hem de groeten via Ole.
    Meestal spraken Ole en zijn vader over het weer en de lokale politiek terwijl ze wachtten op de boot. De gaten in het asfalt die maar niet gedicht werden, de lantarenpaal in de straat die al weken niet brandde, de regen die maar niet ophield.

Vandaag had zijn vader het onderwerp toch maar weer eens voorzichtig aangesneden. Ole had een druk gezin en hij en zijn vrouw een goede baan, maar Hanna was alleen. Moest Ole zijn zus niet weghalen daar, van de overkant hierheen? Het enige andere huis op het eiland werd al een tijd niet meer bewoond en als Hanna iets overkwam, dan…
    ‘Ze is volwassen,’ had Ole geantwoord. ‘Het is haar beslissing. Misschien had je al veel eerder moeten laten zien dat je om haar gaf. Waarom is ze daar überhaupt gaan wonen?’
    Zijn vader zweeg deze keer niet, maar antwoordde dat Ole ook volwassen was en als broer zijn verantwoordelijkheid moest nemen.
    ‘Ik wel en jij niet?’ was Ole’s antwoord.
    ‘Wat weet jij ervan, wat weet je van vroeger?’ fluisterde zijn vader.
    Ole wist inderdaad weinig van vroeger, hij en Hanna scheelden acht jaar, zij was de oudste. Toen hij de leeftijd had waarop je over de wereld om je heen gaat nadenken, was zij al vertrokken. Op reis, met baantjes op onbereikbare plekken, tot ze haar thuis gevonden had op het eiland. Ooit had Ole begrepen dat er iets was voorgevallen waardoor ze zich had teruggetrokken en het contact met andere mensen tot een minimum had beperkt, maar wat wist hij niet. Bij deze status quo had iedereen zich neergelegd en zolang de tijd het lichaam met rust laat, hoef je niet in te grijpen. Maar Ole wist ook wel dat er nu misschien iets moest gebeuren. Zou hij haar vragen aan te leggen en even bij hen op het bankje te komen zitten om een paar zaken te bespreken?

Ole overwoog het met zijn vader te overleggen, maar hij kon het beter straks voorstellen, als Hanna aankwam. De boodschappen zou hij dan niet gelijk overhandigen, maar naast het bankje laten staan. Dan moest ze wel even wachten.

Zijn vader trok zijn horloge onder zijn mouw vandaan en prevelde het aantal minuten dat ze aan het wachten waren. Een tijd geleden, nog voor ze hier samen kwamen, was Hanna een keer niet komen opdagen. De week erop had ze gezegd dat ze ziek was geweest. Te ziek om te varen.
    Ole keek naar zijn vader. Die haalde zijn schouders op, maar maakte geen aanstalten om op te staan.
    De avond kwam het fjord in waaien, het werd kouder. Ole richtte zijn blik weer in de verte en luisterde naar de stilte.

Arjen van Meijgaard

Arjen van Meijgaard (1973) is docent in het voortgezet onderwijs en heeft een aantal korte verhalen en gedichten gepubliceerd in verschillende literaire tijdschriften, w.o. De tweede ronde, Deus Ex Machina en Extaze. Hij schrijft recensies voor boekhandel Athenaeum (Franstalige literatuur), Tzum en NBD/Biblion. Een verhaal is verschenen in De beste verhalen van duizendwoorden, Nieuw Amsterdam, 2006. In oktober 2017 publiceerde hij zijn debuutroman We hebben alles bij ons in de Extaze-reeks van Uitgeverij In de Knipscheer, in 2022 gevolgd door zijn tweede roman De laatste klanken van Icarus, verschenen bij Uitgeverij kleine Uil. Begin november 2023 verscheen de verhalenbundel Pretpark Pararijs en andere verhalen en in november 2024 zijn hertaling van de (brief)roman Julia (1783) van Rhijnvis Feith, beide bij Uitgeverij kleine Uil.