Prikkeldraad en roem
Kort verhaal
1
Je moet ze met beide handen vasthouden, anders buigen ze krom. Zie je? Hij zit helemaal rechts onderaan, op de voorgrond. Je kunt als het ware zijn wimperhaartjes tellen en zó met hem meelezen. Maar je blik wordt meteen naar het midden getrokken. Naar een konijn van prikkeldraad, en naar die vrouw van een jaar of vijfendertig die ernaast staat, met een halve cirkel van dames in galajurk en heren in rokkostuum om zich heen. Ze hebben hun champagneglas geheven en toosten op haar.
In de hele zaal bevinden zich chic geklede mensen. Apart of in groepjes hebben ze hun aandacht gevestigd op de schilderijen die er hangen. Het schilderij, rechts vooraan – boven het hoofd van die man met zijn bijna te tellen oogwimperharen – moet een muur voorstellen, met daarin een gat gebeukt, waardoorheen je een verwilderde tuin kan zien met rondhuppelende konijntjes.
Die vrouw. Vol spiralen is haar jurk. Om haar hals hangt een collier.
Oorbellen heeft ze tot op een decimetertje van haar schouders hangen. En armbanden, om elke pols wel een stuk of vijf. Als je er een vergrootglas bij pakt, zie je dat ze geen ring draagt. Haar linkerhand rust met gespreide vingers tegen haar buik, alsof ze iets wil beschermen. Haar rechterhand is niet ver van haar heupen af bezig een colaflesje naar haar lippen te brengen. Haar zwarte haren heeft ze in een krul opgestoken.
Keren we naar de man terug, rechts onder aan de foto. Hij is blond en zal van haar leeftijd zijn. Over zijn knie ligt een krant opengevouwen. Met vergrootglas en de foto een beetje bijgedraaid zijn de datum en de vetste kop zonder veel moeite te ontcijferen: 17. August, 1987. Künstlerin Daniëlle de Leeuw: in Holland unbekannt, in Berlin Weltberühmt.
Daniëlle de Leeuw. Dat gezicht van haar. Richt je vergrootglas er maar eens op. Haar wangen zijn een beetje rood en glanzen van al die opwinding en aandacht. Haar bovenste oogleden en de huid tot aan haar wenkbrauwen zijn bedekt met zwarte vegen die uitlopen in een fijn, strak streepje, richting haar slapen. Haar lippen staan niet op krullen.
Is het je al opgevallen? Links achter haar, helemaal achter aan op de foto, is de helft van een raam te zien en aan de andere kant daarvan staat een herdershond ertegen op te springen en te blaffen. Met een beetje fantasie vallen pootvegen en schuimvlokken te onderscheiden op dat raam.
2
Een helderblauwe hemel, gefotografeerd vanaf het dak van een toeristenbus. Op het vijfde bankje links, daar zitten ze. Rechts van hen glijdt braakland voorbij, vijftig meter naar voren schittert de graffiti van de Muur. Ver achter die muur blinkt de DDR-Fernsehturm.
Ze zijn van achteren gefotografeerd, maar zij kijkt recht in de camera. Haar haren wapperen in de wind. Ze zijn lang en ze krullen en ze warrelen, en nu de zon er vat op heeft gekregen, glanzen ze in alle tinten zwart.
Hij draagt een spijkerbroek en colbert. Zij, in haar vele lagen petticoats en haar opbollende korte mouwtjes, heeft hem omarmd. Zijn kruin begint al een beetje te kalen.
Ze kijkt je dus aan, heeft op dat moment nog niet door dat ze wordt vastgelegd. Grote pupillen. Kuiltjes in de wangen, alle tanden bloot. Heel haar gezicht straalt, wedijvert met de zon die zich links van hen in het witte niets heeft gebrand.
Daniëlle de Leeuw, ze heeft hem omarmd en in haar rechterhand houdt ze een doosje omklemd. Met haar linkerhand streelt ze zijn rug. Om haar op een na kleinste vinger draagt ze een ring.
In het gangpad schrokt een herdershond een ijsje naar binnen dat een beduusde kleuter vanaf een vrouwenschouder uit zijn handjes heeft laten vallen.
3
We zien haar van opzij. Het licht komt van rechtsonder en van verder weg. Daardoor lijkt ze omgeven door een aura. Haar haren zitten in een vlecht om haar hoofd. Een ronde kaaklijn heeft ze en een benige neus.
Ze draagt een jurkje met witte boordjes dat voor de rest vol prikkeldraadkonijntjes zit. Ze drukt een van haar handen met gespreide vingers tegen haar buik. Iets voorovergebogen staat ze, haar lippen zijn verwrongen en haar ogen…
Voorbij haar ogen – halverwege de ruimte – staat haar vriend. Met de rug naar haar toegekeerd en op die rug zijn handen ineengevouwen. Hij kijkt omhoog naar een mensenbeeld met ontbloot bovenlijf dat eindigt in een hondenkop.
Rechtsonder, vlak voor de gespreide vingers tegen haar buik, is een vitrine. Erin uitgestald zijn sarcofaagjes. Van een kat, van een vogel, van een aap. En één waarvan het dekseltje is afgehaald: de mummie van een baby.
4
Hoe ze daar staan. Zij in haar jurk vol spiralen, de haren voor haar gezicht. En hij in zijn spijkerbroek en colbert, met afgewend hoofd. Haar hand heeft hij in zijn greep. Nog komen ze niet van hun plek, hoezeer elk van hen zich ook met een gestrekte knie in een andere richting afzet van de aarde, hoe ver ze ook met hun rug van elkaar zijn afgebogen. Scheef hangen ze van elkaar af, met hun gestrekte armen en hun ineengeklemde handen hangen ze in de natuur.
Ze bevinden zich in een tuin met cipressen en populieren en slecht onderhouden perken, een verwilderde tuin met ook een rondhuppelend konijntje.
Niet ver van hen vandaan hangt een bord: Schutzstreifen. Betreten und Befahren verboten! Daarachter zijn om de zoveel meter betonbalken in de grond geslagen, waartussen gaas is gespannen. Aan de bovenkant van dat gaas lopen stroken prikkeldraad. En daar weer achter is de Muur. Zonder graffiti. Kaal beton. Er is ook een wachttoren. Als je je vergrootglas erboven houdt, dan zie je dat daarbinnen drie mannen met een verrekijker het gebeuren staan waar te nemen.
Zij heeft haar hoofd richting aarde. En hij wijst met een vinger – zijn hele lichaam wijst naar een obelisk die niet ver van de prikkeldraadversperring tussen het struikgewas scheefgezakt uit de grond steekt.
Rondom hen staat de hele tuin vol met bemoste, half afgebrokkelde huisjes en roestige kruisen en andere grafmonumenten. En kijk! Daar komt een man naar hen toegesneld. Hij draagt een groen uniform en een even groene pet, en hij heeft zijn hand aan zijn holster.
5
Onder een helderblauwe hemel staan ze, met op de achtergrond de Muur. Ze staan naast een kraam waarop te lezen valt: ‘Henker’s Imbiss’. Ze werken een snack naar binnen. Hij een curryworst, voorzien van een kwak mosterd en ingebed in een broodje, zij een döner. De ring om haar vinger schittert in de zon, samen met de davidster onder het kuiltje van haar hals. Ze heeft haar mond vol en kijkt hem met pretoogjes aan. Hij heeft zijn aandacht gericht op de curryworst, staat op het punt van toehappen.
Hun kleren zijn bespat, aan hun voeten staan potten verf en emmers met kwasten en verfrollers. Er staan ook potten verf langs de Muur, onder de plek waar afgebrokkelde stenen zijn geschilderd. Een gat waar je zó doorheen zou kunnen stappen om een wandeling te gaan maken in een verwilderde tuin met rondhuppelende konijntjes.
Vóór ‘Henker’s Imbiss’ – links vooraan – staat een krantenkiosk. Die Tageszeitung kopt: Künstlerin Daniëlle de Leeuw: ‘Meine Hasen sind nicht politisch.’
Helemaal onderin rust op de grond de schaduw van een persoon. Gezien de houding, de positie en de manier waarop de armen vanuit de schouders afhellen en dan vanaf de ellebogen weer terugkeren naar de romp, moet het om een man gaan en is hij het die deze foto heeft gemaakt. Zijn schaduw wordt vergezeld door die van een hondenkop.
6
Onderin overheerst de schaduw van de fotograaf. Voor hem: een laan van sintels. Haal je vergrootglas er maar weer bij. In de verte splitst de laan zich voor een hekwerk. Achter dat hekwerk is uit beide richtingen voor verkeerslichten stoppend en weer optrekkend verkeer. Geen voetgangers.
Langs de laan staan populieren tot hieraan toe. Nergens iemand in het park, er is hier echt verder niemand. Alleen die fotograaf met niet ver van zijn schaduw af…
Ze is in haar jurkje vol prikkeldraadkonijntjes. Ze staat voorovergebogen, in een vreemde knik naar links, de knieën tegen elkaar aangedrukt en de voeten van elkaar af. Haar hand met de verlovingsring drukt met gespreide vingers tegen haar buik. Die binnenkant van haar benen – kruipt daar een straaltje bloed naar haar knieën? Haar andere hand maakt een gebaar naar jou toe. Haar ogen staan wanhopig fel en haar lippen… Ze schreeuwt het tegen jou uit.
Aan haar voeten ligt haar vriend. Zijn spijkerbroek zit vol scheuren. Aan zijn colbert ontbreekt een mouw, zijn arm zit onder het bloed en van zijn gezicht valt niet veel meer te herkennen. In de schouder waar nog wel een mouw aan zit, hebben zich de tanden van de herdershond gezet. En ze rukken, ze rukken.
Henk Rouw