Verschraalde literatuur

Essay

kom

De polemiek is dood en Saskia De Coster laat er geen traan om. In een artikel in De Standaard zet ze zich af tegen het twistgeschrijf en stelt daar genegenheid – een wat bijbels aandoende term – tegenover. Over polemiek heeft de Vlaamse schrijfster eerder al in De Morgen haar hart gelucht. Polemiek ligt op zijn gat, schreef ze toen, het past niet meer in deze verlichte tijden.

Ook dit keer is het niet mals wat ze over het genre te zeggen heeft: polemiek is het slachtafval van de literatuur, een lege visbokaal, kleinzieligheid troef, gezemel, gemoraliseer, een hysterische pastoorsoorlog. Iemand die met een polemiek de polemiek te lijf gaat, dat is leuk gevonden.

Het is als ze haar pijlen richt op Jeroen Brouwers en Willem Frederik Hermans – waarom noemt ze Gerrit Komrij niet? – dat mevrouw De Coster me begint kwijt te raken. Eén mislukte woordgrap bij Brouwers is echt onvoldoende om dan maar het hele genre af te fakkelen.

Even verderop dikt ze dat nog wat aan. Kennelijk waren de mikpunten van de toorn van Hermans c.s. vrouwen, zwarten, armen en elke andere denkbare gediscrimineerde minderheid, en niet aanmodderende schrijvers, falende politici, zwendelaars en charlatans in het algemeen. Geen onvertogen woord over mevrouw De Coster, maar wie is er nu ongenuanceerd, ondoordacht, bevooroordeeld en moraliserend?

Het werd erger. Brouwers, Hermans, inmiddels in het gezelschap van Max Pam, zouden de wegbereiders van de Twittergevechten zijn geweest. Alleen valt er op Twitter meer te lachen, aldus de schrijfster. Dat leek ironisch bedoeld, maar ironie zit niet in haar toolbox. Mevrouw De Coster was bloedserieus.

Hebben we het wel over dezelfde polemiek? Het is waar dat sociale media de polemiek buitenspel hebben gezet. Dat komt niet doordat de vuil spuitende orakels van vandaag zich gespiegeld hebben aan oude schrijvers. Nee, zij zijn de afstammelingen van wie zich in pre-internettijden moest behelpen met muur, schutting en verfkwast.

Waar Twitter de instantane stortplek voor alle digitale oprispingen is, is polemiek juist gestileerde woede. Die krijg je niet als je schuimbekkend en stampvoetend op je toetsenbord begint te tikken. Dat markeert het grote verschil: de tijdschaal is anders. Als iemand vandaag de stekker uit Twitter trekt, zal niemand zich nog de Tweet van de Dag van eergisteren kunnen herinneren, terwijl je er gif op in kunt nemen dat zich ergens nog iemand verkneukelt met de scheldkritieken van Lodewijk van Deyssel.

‘Fileer mij. Vil mij. Marineer mij’, stelt mevrouw De Coster voor aan wie het met haar oneens is. Dat is een beproefde tactiek. Je werpt je op als vertegenwoordiger van een minderheid, of liever nog het collectief van alle minderheden, en rekent zo op bescherming vanuit de groep. Je daagt uit, maar stelt je tegelijk weerloos op. Niemand zal je nu nog aanvallen, de onuitgesproken bedreiging is immers: ‘waag het eens mij te kritiseren en ik zeg dat je een misogyne ouwe zak bent, en mijn hele wereld zal dan over je heenvallen’. Je eist gelijke behandeling, volkomen terecht, maar verlangt tegelijk immuniteit. Dat is ongerijmd en hypocriet, en vooral gevaarlijk. Met zulk zwart-wit hokjesdenken verzin je ook vijanden die er niet zijn. Wat ooit een één-op-één literair dispuut was, wordt nu vervormd en opgeblazen tot een maatschappelijk debat van fenomenaal moralistische afmetingen.

Erger dan huilen en zeuren over de wegkwijnende polemiek is een onzinnige vraag met bang makende gevolgen. Saskia De Coster stelt er zo één op haar Twitter-account: ‘Wat nu met de polemiek? Begraven of reanimeren?’ Pas hier verraadt ze het doel van haar bochtige veldtocht vol wonderlijke culinaire uitstapjes naar vlees, vis, veganisme, gegarneerd met stierenballen. We moeten namelijk kiezen: duim omhoog of omlaag.

Maar die keuze is niet aan ons, aan niemand, omdat ze niet bestaat. Er is ook geen college van literaire hogepriesters dat zich uitspreekt over het afschaffen van het gedicht of het essay, bijvoorbeeld omdat ze te kort zijn of te lang en daarom niet in de tijd passen. Alleen al haar vraag getuigt van een naar staaltje totalitair denken.

Met het verscheiden van Brouwers is na Hermans en Komrij de laatste van de grote drie dood – je kunt maar beter het zekere voor het onzekere nemen, zal mevrouw De Coster gedacht hebben. Hun werk leeft intussen verder en de polemiek, al zit ze even in een dip, zal meegolven met de literaire modes.

In de marge van de literatuur bevindt zich de Vlaamse veelschrijver Herman Brusselmans. Brusselmans is een provocerende paljas die er lustig op los polemiseert. Zijn boeken zullen het nachtkastje van Saskia De Coster nooit halen, evenmin als het mijne trouwens. In een interview met De Standaard laat hij zich van een gevoeligere kant zien. Hij verafschuwt geweld, betoont zich een voorstander van Black Lives Matter, van de MeToo-beweging. De interviewer lijkt verbaasd en vraagt hoe het is om zo schizofreen, zo bipolair te zijn. Die ene reactie spreekt boekdelen. Hoe kan iemand die zulke lelijke dingen zegt en schrijft er fatsoenlijke ideeën op nahouden? Je hoort toch zonder omwegen alles zo op te schrijven als je denkt en voelt? Maar waar bij slecht nieuws de één begint te huilen, slikt de ander zijn tranen in, begint nerveuzig te lachen of gaat een boos stuk schrijven. Dat maakt hem nog geen slecht of ongevoelig mens.

Geen mens is stereotiep. Wie diversiteit hoog in het vaandel voert, weet dat donders goed. Maar in het literaire universum van Saskia De Coster kleuren de schrijvers met samengeknepen billen keurig binnen de lijntjes, terwijl de buitenwippers waken voor ongenode gasten. Die literatuur moet het stellen zonder hyperbool, satire, humor, ironie en, god verhoede het, natuurlijk zonder polemiek. Zo’n literatuur verschraalt.

Geen moment zou het in me opkomen om mevrouw De Coster overdrachtelijk te fileren, marineren, flamberen, maar als ik gevaarlijk gedachtegoed ruik, trek ik aan de bel. Wat zou het fijn zijn, denk ik dan, de schrijver als individu te zien, los van geslacht of gender, leeftijd of huidskleur. In plaats daarvan plakken we labels. Daarmee ligt zijn denken vast, en bovendien zijn lees-, eet-, en seksgewoonten.

Ondertussen is er vast wel een blanke mannelijke vleeseter van boven de vijftig te vinden die zijn vingers aflikt bij het werk van mevrouw De Coster. En dat is goed, net zoals het goed is dat mevrouw De Coster niet van polemiek houdt. Over smaak viel al nooit te twisten. Behalve in een polemiek natuurlijk.

Ricus van der Kwast

Ricus van der Kwast (Amsterdam, 1963) is chemisch technoloog. Hij onderneemt, schrijft en publiceert regelmatig. Enkele van zijn stukken zijn te lezen op www.ricusvanderkwast.nl.