Dodo Berretty,
een van de grootste
fotojournalisten van zijn tijd
Fotograaf onbekend. Uit het archief van de erven Dodo Berretty.
Voor Dodo Berretty moet de kerst van 1934 er een zijn geweest om nooit te vergeten. In de woonkamer van Villa Isola, het monumentale, modernistische huis op het landgoed even buiten Bandung, had hij enkele dagen daarvoor met zijn Portugese stiefmoeder Coquita en zijn zusje Aimée de kerstboom opgetuigd. Zijn vader, de beroemde Indische persmagnaat Dominique Berretty, was op zakenreis naar Europa. Hij had beloofd voor kerst terug te zijn in Nederlands-Indië om het feest samen met zijn gezin te vieren. Daartoe zou hij met de Uiver vanuit Amsterdam naar Batavia vliegen. Dat vliegtuig had in oktober 1934 geschiedenis geschreven met het winnen van het handicapklassement van de Londen – Melbourne- luchtrace. Dodo lag al op bed, toen het radiojournaal van donderdag 21 december om 09.00 uur meldde dat de Uiver was gecrasht in de Syrisch-Iraakse woestijn. Er waren geen overlevenden.
Dominique Roderick Berretty werd op 7 september 1925 in Batavia geboren. Hij werd Dodo genoemd, omdat hij dezelfde voornaam had als zijn vader. Deze had zich vanuit een eenvoudig Indo-Europees milieu opgewerkt: hij gold als een van de rijkste mensen in Nederlands-Indië. Zijn vierde van in totaal zes huwelijken sloot hij op 21 april 1925 met de al zwangere actrice Mien Duymaer van Twist, een verre achternicht van de gouverneur-generaal die ooit had geweigerd Eduard Douwes Dekker te ontvangen. Na de scheiding waren de uit het huwelijk voortgekomen kinderen Dodo en Aimée bij hun vader in Indië gebleven, terwijl hun moeder haar acteercarrière in Nederland voortzette.
Dominique Berretty werd twee dagen voor kerst 1934 begraven in Bagdad. Zijn leven was opgebrand als een laaiende vlam, meldde een krantenbericht na zijn dood. Ook zijn fortuin was in rook opgegaan. Berretty bleek enorme bedragen aan zijn persbureau Aneta onttrokken te hebben om Villa Isola te kunnen bouwen. Coquita en de twee kinderen moesten Villa Isola verlaten. Er werd overeengekomen dat Grand Hotel Homann het complex van de familie zou huren als ‘dépendance de luxe’. Dodo en Aimée werden door Coquita op 6 mei 1935 in Rotterdam overgedragen aan hun biologische moeder. Voor de twee kinderen die in Indië in weelde hadden geleefd, begon een lange tocht van adres naar adres. Mien kon niet met geld omgaan en wist niet goed voor hen te zorgen. Het gelukkigst waren Dodo en Aimée bij een hospita in Leiden.
In de Tweede Wereldoorlog sloot Dodo zich aan bij het verzet. Hij werd opgepakt, belandde in het Scheveningse ‘Oranjehotel’ en kwam via kamp Vught terecht in het Duitse tuchthuis Lüttringhausen. Zijn naam prijkte al op een dodenlijst, toen hij – zwaar ondervoed – op 11 april 1945 door Amerikaanse troepen werd bevrijd.
Opmerkelijk snel meldde Dodo zich in september als oorlogsvrijwilliger (OVW’er) om in zijn geboorteland deel te nemen aan de strijd tegen Indonesische nationalisten. Voor hem was uitgezonden worden naar Indonesië waarschijnlijk ook de enige manier om Gerda en Aneta, zijn twee oudere zussen die de oorlog in Azië hadden doorgebracht, op te sporen, en uit te vinden of hij de gederfde huur van Villa Isola kon innen. Dat lukte, en bovendien ontdekte hij tijdens zijn verblijf als soldaat in de archipel zijn talent als fotograaf. Helaas zijn Dodo’s foto’s uit die tijd niet overgeleverd. Veel van zijn brieven zijn dat wel. Daaruit blijkt reeds zijn scherpe observatievermogen en zijn oog voor detail.
Na de oorlog zou Dodo zich vestigen in Parijs. Hij groeide uit tot een vermaarde fotojournalist. In 1953 vergaarde hij in Nederland bekendheid door het fotograferen van de Watersnoodramp in Zeeland. Met zijn camera zou hij ook de dekolonisatieoorlogen van Algerije, Tunesië en Vietnam verslaan. Daarnaast schoot hij journalistieke portretten van de belangrijke politici, zoals Zhou Enlai, Yasser Arafat, Franco, Charles de Gaulle en Robert Kennedy. Beroemdheden als Louis Armstrong, Sophia Loren, Jean-Paul Sartre, Alberto Giacometti en Mick Jagger werden door hem op de gevoelige plaat vastgelegd.
Dodo Berretty stond bekend als een onverschrokken fotograaf, als een man zonder angst. In zijn memoires Anyone Here Been Raped and Speaks English? uit 1978 noemt de Engelse journalist Edward Behr, die met hem in Tunesisch en Algerijns oorlogsgebied werkte voor Life Magazine, Dodo onomwonden een held. Samen lagen ze geregeld letterlijk onder vuur. Behr vertelt in zijn boek onder meer hoe de donker ogende Dodo vermomd als Algerijn, compleet met tulband en al, met zijn camera door wist te dringen tot in het hoofdkwartier van de Franse paratroepers van het beruchte Premier R.E.P.
Dodo was twee keer getrouwd. Met zijn eerste vrouw, Yoka Berretty, had hij dochter Jolanthe. Uit zijn tweede huwelijk, met Ineke van Marle, werden zijn zoons Jérôme, Dominique en Christophe geboren. Dodo schermde zijn gezinsleven af van de buitenwereld. Zijn bewogen jeugd en zijn oorlogservaringen hadden hem behoedzaam, wantrouwend en beducht voor op de loer liggend gevaar gemaakt. Dodo zou uiteindelijk sterven aan een gevaar dat hij niet kon zien aankomen. Tijdens een bloeddonatie werd op zijn negenveertigste leukemie bij hem vastgesteld. Op 4 september 1980 overleed Dodo, vijfenvijftig jaar oud. Hij werd onder grote belangstelling van familie, vrienden en collega’s begraven in Le Mesnil-Saint-Denis.
Het gerenommeerde Parijse fotoagentschap Gamma-Rapho noemde Dodo Berretty een van de grootste fotojournalisten van zijn tijd. Het wordt tijd dat een van de beste Nederlandse fotografen ooit ook in eigen land meer bekendheid en erkenning krijgt. Een overzichtstentoonstelling van zijn fotografisch werk in een van Nederlands fotomusea is wel het minste wat Dodo Berretty verdient. Via deze link kan men een deel van zijn werk bekijken: www.gettyimages.nl/fotos/dominique-berretty.
Coen van ’t Veer
*