Elders bespreekt

Aminadab

van Maurice Blanchot

B O E K B E S P R E K I N G

Maurice Blanchot, Aminadab
2022, Uitgeverij Kievenaar, vertaald uit het Frans door Peter Bergsma, 352 blz., € 25

Het zal je maar gebeuren, verdwalen in een huis dat gewoon niet kán bestaan. De weg kwijt zijn en je afvragen of je nu werkelijk binnen bent, of dat gedachten bij het bekijken van een schilderij met je bevattingsvermogen aan de wandel zijn gegaan. Wie Aminadab van Maurice Blanchot leest, zal zich moeten zekeren: het boek speelt een spel met de realiteitszin. Alsof je naar een schilderij van Carel Willink kijkt, neorealisme. Elk onderdeel is er, alles wordt nauwkeurig neergezet, en tóch. Toch wordt het onwerkelijk als je het geheel bekijkt. Dat overkomt ook Thomas, de hoofdpersoon van Aminadab. Hij komt al snel terecht in een ruimte waarin een atelier van een kunstschilder lijkt te zijn gehuisvest. Het wordt een Droste-effect van de onwerkelijkheid. De conciërge van het pand ontpopt zich als schilder en portretteert Thomas, die daardoor zelf ook onwerkelijk wordt.
    Hoe verder? Lezen we vanaf nu de belevenissen van de hoofdpersoon, of toch die van het net geschilderde portret van de hoofdpersoon? Ze verweven zich, portret en realiteit worden één. Zoals we alle blikjes cacao op het cacaoblik van Droste zien in één enkele blik. Het is compleet nu, Blanchot heeft de hele roman uit elke schijn van werkelijkheid getrokken. Er is een nieuwe ruimte gecreëerd, een ‘literaire ruimte’ waar Thomas ons doorheen leidt. Zoals hij zelf door een bewoonster van het niet-bestaanbare huis wegwijs wordt gemaakt. Zij is het dienstmeisje dat alle deuren op een verdieping opent. Alleen de deur die een uitweg zou moeten bieden, blijft gesloten. Thomas kan het huis niet verlaten, de voordeur kan alleen vanaf de straat worden geopend. ‘Zij is alleen voor voorbijgangers bedoeld, en voorbijgangers hebben ook hun besognes.’ En wie weet nog dat Thomas die ook had, aan het begin van het boek? Hoe anders is zijn situatie nu, hoe anders is ook de beleving van de lezer. De hoofdpersoon werd van buitenstaander tot ingewijde, geldt een soortgelijke metamorfose ook voor de perceptie van de lezer?
    Wie dit boek leest als een gewone roman zal niet bepaald het gevoel hebben gekregen te doorzien hoe het huis in elkaar steekt. En dat kan ook niet; het is een onmogelijk huis, zoals het trappenhuis van Maurits Escher (‘Klimmen en dalen’) niet kán bestaan. Maar de lezer die dieper in het boek wil doordringen, zal zich, net als Thomas, van de buitenwereld afsluiten. Juist doordat alles in het boek naar het onwerkelijke wordt getrokken, krijgen we de kans om via de gebeurtenissen in Aminadab een nieuwe belevingswereld op te bouwen. Een wereld voor onszelf, waarin gedachten zwerven door onbestaanbare constructies. En dat boeit. Dat maakt nieuwsgierig naar wat dit boek nog meer ter ontdekking aanbiedt. Misschien is de hoofdpersoon niet iemand met wie de lezer zich gemakkelijk vereenzelvigt. Maar zou het niet zo kunnen zijn dat Thomas in werkelijkheid niemand anders is dan de lezer zelf? Dat het huis staat voor de literaire wereld en de bewoners ervan in feite de boekenschrijvers representeren? Het lijkt de enige manier waarop de totale vervreemding die Blanchot ons voorschotelt, toch nog eigen kan worden gemaakt.
    Zonder dit idee, deze misschien wat filosofische achtergrond, is Aminadab een aantrekkelijk boek dat de lezer meeneemt op een inpandige zwerftocht. De belevenissen van Thomas zijn, ook als men er verder niet over na wil denken, op z’n minst wonderlijk en hier en daar ronduit lachwekkend. Vereenzelviging met de hoofdpersoon is dan wel wat lastig. Daartegenover staat dat Thomas zeker in staat is de sympathie van de lezer op te wekken.
    Maar ik blijf het gevoel houden dat dit boek wel degelijk is geschreven met de bedoeling dat de lezer er méér achter zoekt en niet blijft hangen aan de oppervlakte van het verhaal. Thomas slaagt er tot het einde aan toe namelijk niet in ook maar iets te lezen. Terwijl er wel degelijk wat te lezen zou moeten zijn: plakkaten aan muren, de labels op de kleren die de bewoners dragen, bladzijden in een aantekeningenboekje, alles is uitgewist of onleesbaar. Wat heeft dat te betekenen? Wie weet dat Maurice Blanchot (1902 – 2003) voornamelijk bekend is geworden als literatuurcriticus en -filosoof, kan zich indenken dat op zichzelf onbeduidende details bij elkaar gevoegd wel degelijk iets te betekenen hebben. En als schrijver van de tamelijk gecompliceerde literatuurtheorie ‘L’espace lítteraire’ (‘De literaire ruimte’) kan hij bijna niet anders gewild hebben dan juist het scheppen van een nieuwe ruimte. Aminadab is niet in hoofdstukken onderverdeeld, maar na iedere scène waarin de onleesbaarheid optreedt, wordt wel degelijk een nieuwe sequentie ingeleid, alsof het een film betrof. Dat is de kracht van dit boek: het leest als een film.

Boekbespreking door Jan Oldenburg

De in 1959 in Delft geboren Jan Oldenburg is verknocht aan literatuur sinds hij als kind zijn eerste boek kreeg. Geen boek uit de kleine bibliotheek van zijn vader dat hij niet las met een aandacht die hem zelfs de vertalers deed waarderen. Een studie Literair Vertalen aan de UvA en cursussen op dit gebied aan verschillende Europese universiteiten waren een logisch gevolg. Briefwisselingen met een bekende vertaler van Braziliaanse literatuur waren een medeoorzaak van zijn migratie naar het Amazonegebied, waar hij sinds 2006 woont en werkt. Zijn ervaringen als net begonnen immigrant verwerkte hij in Boêmio, een in het Portugees geschreven semi-autobiografie, die hij momenteel bewerkt tot Inkt op papier. Daarnaast publiceerde hij vertalingen van het werk van moderne Braziliaanse dichters, die hij ook begeleidt. Oldenburg staat ook Nederlandstalige schrijvers terzijde bij hun creatieve arbeid.