Elders bespreekt

Buitenaards koraal

B O E K B E S P R E K I N G

Cover Buitenaards Koraal

Mark de Haan, Buitenaards koraal
2020, uitgeverij In de Knipscheer, 149 pagina’s, € 17,50

Buitenaards koraal
verschijnt in de Extaze-reeks, de in 2016 door uitgeverij In de Knipscheer gestarte, mooi vormgegeven serie van debuterende auteurs. Navrant is dat de auteur kort na het verschijnen van zijn debuut, op 35-jarige leeftijd, is overleden aan een ongeneeslijke ziekte.

Het titelverhaal begint met de zin: ‘De zaterdagochtend opende zich als een teer mechaniek. Het grasveld (…) lag onder een dikke laag stuifsneeuw. Hier en daar stonden vogelpootjes in het wit, ragfijne fossielen uit een andere tijd.’ Een beeldende opening. Qua toon zijn deze poëtische regels niet representatief voor de bundel. Want de zeven korte verhalen zijn soms grimmig, soms vervreemdend of verwarrend, nooit verwarmend (ondanks af en toe bijzonder geestige zinnetjes, zoals wanneer de nieuwslezer een reportage over een school afsluit met: ‘Door naar het weer. En, Johan, moeten de kinderen (…) zich nog extra insmeren tegen de zon?’).

‘Mark de Haan spaart zijn personages niet’, staat op het achterplat. Het zijn inderdaad pechvogels, slachtoffers, en ze sterven vaak jong. Triest hoogtepunt is personage MdH in het verhaal ‘BRIN17VA’. Hij is een aan lager wal geraakte jongeman die in een overmoedige bui naar de reünie van zijn schoolklas besluit te gaan. Het weer werkt niet mee. Eerst is er een periode met winterse temperaturen – mooi omschreven met ‘korte ijstijd’. Op de dag van de reünie zelf dooit het, valt de regen met bakken naar beneden en zo keert MdH op miserabele wijze, want kletsnat, terug op zijn oude school. Dan volgen ervaringen als uit een nachtmerrie. Zoals: ‘MdH blijft bij de ingang wachten. Er komen nog drie mensen voorbij. Daarna twee groepjes van twee. Niemand groet hem.’ Na een kwartier gaat hij naar binnen, alleen. Dan komt hij Marleen tegen, die zijn overdadig aangebrachte, dure aftershave ruikt: ‘“Gadver, wat ruik ik?” Marleen geeft hem een koude blik.’ ‘Niemand ziet hem. Iedereen loopt langs hem heen. Niemand vraagt hem naar zijn luchtje. Niemand is geïnteresseerd in zijn maquette.’

Ook met de hoofdpersoon van het titelverhaal loopt het niet goed af. Machmut, een brave, allochtone middelbare scholier, kruist tijdens zijn krantenronde het pad van een groep autochtonen die anti-moslimspandoeken voeren. Onder de betogers herkent hij de vader van een schoolgenoot. Dat vriendje heeft over de Mohammed-cartoons gezegd: ‘Je moet een beetje om de dingen kunnen lachen. Moslims zijn daar niet zo goed in.’ De dramatische slotscène is een spiegel van het ‘Je suis Charlie’-sentiment: niet een autochtoon, maar een moslim is het slachtoffer van terroristen, en een antiterroristische betoger loopt met de tekst: ‘Ik ben de Al-Medinahmoskee’.

De meeste verhalen zijn niet of net niet realistisch. Soms weet de lezer dat al aan het begin, soms wordt het aan het einde pas duidelijk, bijvoorbeeld in ‘Stem van ver’, waar een van de hoofdpersonen 237 jaar oud blijkt te zijn.

Het laatste verhaal in de bundel met de mooie titel ‘Ene Wim’ beschrijft een mazelengolf die qua effect op de samenleving sterk lijkt op de huidige Covid-19-pandemie. Wim is een messias, aldus de kroegbaas, ‘een engel, zeg maar’. Aan het slot begint Wim een dansschool. Kortom, met de titelfiguur wordt antivaxer Willem Engel bedoeld. Het is het minste verhaal uit Buitenaards koraal. Zo wordt niet duidelijk waarom jongeren risico’s nemen met spuiten waarvan ze weten dat de kans op verlies van intelligentie verre van denkbeeldig is. De naam van de ingespoten stof, Serumdipity, leidt tot een geforceerde, taalkundige beschouwing over dat woord en het woord serendipiteit. Meningitis wordt in verband gebracht met het hebben van onwenselijke meningen: een woordgrap die wel erg voor de hand ligt.

Dit laatste, mindere verhaal neemt niet weg dat je de bundel gelezen heb met … ja, met wat? Met plezier? Of met genoegen? Maar daar is de inhoud overwegend te grimmig voor. Met wat dan wel? Met bewondering.

Boekbespreking door Hein van der Hoeven

Hein van der Hoeven (Haarlem, 1951. Huidige woonplaats: Den Haag) werkte van 1981 – 2014 op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vanaf 2012 werden diverse korte verhalen van zijn hand in literair tijdschrift Extaze gepubliceerd. Bij uitgeverij In de Knipscheer verscheen in 2018 de roman Jongen met rood vest, met roofkunst als thema. In datzelfde jaar zag een Duitstalige novelle, Mach mal Pause, een verhaal bij een serie van zes schilderijen van Diederik Gerlach, het levenslicht. Hein van der Hoeven is voorzitter van het F. Springer Genootschap en lid van het schrijverscollectief Wild Mind.