Elders bespreekt

Carmona

van Rob Verschuren

B O E K B E S P R E K I N G

Rob Verschuren, Carmona
2022, In de Knipscheer, 150 blz., € 17,50

Een interessant geval

Bijzonder lastig is het over vrijheid, of het afnemen ervan, te schrijven zonder ergens Kafka of George Orwell te noemen. Het proces en 1984 behoren immers tot het mondiale gedachtegoed. Het is Rob Verschuren in zijn laatste roman Carmona gelukt om daar een nieuwe dimensie aan toe te voegen.
    Het verhaal speelt zich af in de toekomst. John Wu, voormalig hoogleraar Russische literatuur, is het hoofdpersonage en Kid, zijn celgenoot, is zijn antagonist.
    Wu is veroordeeld tot veertien maanden gevangenisstraf wegens het plegen van een bankoverval met een speelgoedpistool. In tegenstelling tot andere criminelen zocht hij juist zijn straf op.
    De toekomstige wereld van de Stad der Duisternis komt ons bekend voor. Verschuren combineert diverse Aziatische steden, zoals wij ze van televisie of uit films kennen, met elkaar. Allereerst doemt Vietnam op, het land waar de auteur woont: ‘In het stroperige zwarte water stonden houten huizen op palen boven hun dobberende afval en krijsende meeuwen patrouilleerden het luchtruim boven de roestige golfplaten daken.’ Hongkong zien we terug in: ‘Een vriendelijk belastingklimaat trok multinationals aan en de stad ontwikkelde zich tot het belangrijkste financiële centrum van het oostelijk halfrond.’ Jakarta in: ‘Door de ongecontroleerde urbanisatie zinken delen van de stad elk jaar tussen de veertig en zestig millimeter.’ En ook de Petronas Twin Towers van Kuala Lumpur herkennen we in de Galaxy Tower, al zou het ook de Burj Khalifa van Dubai kunnen zijn. De auteur kneedt een wereld in woorden. De Stad der Duisternis beslaat daarin slechts een vierkante kilometer. Eenmaal volgebouwd ging men de hoogte in en werd het daglicht in de stegen buitengesloten.
    De gevangenis in deze dystopie gaat uit van een systeem waarin de gevangenen gestript worden van hun menselijkheid. Ook Wu, die zijn straf zelf wilde, moet dit lot ondergaan. Wellicht voorzag hij wat de directeur hem in een gesprek duidelijk maakte: ‘Mijn gevangenis is de enige plek waar mensen vrij zijn. Vrij om aan zichzelf te werken, om te reflecteren over misstappen uit het verleden en zich te bezinnen over de toekomst.’ Aan de hand van hoofdstukken uit het Algemeen Reglement leert de lezer de regels van deze gevangenis kennen. Soms komt dat Kafkaiaans over: ‘Wij moeten te allen tijde de bevelen van de bewakers opvolgen, zelfs als deze niet vermeld staan in dit reglement.’ Of: ‘Hoe hoger de rang van de gevangene, hoe minder strikt de regels in zijn geval. Maar hoe meer vrijheid hij heeft, hoe meer verantwoordelijkheden in het dagelijks leven.’
    Ondanks Wu’s geluk te werk te worden gesteld in de kleine kwekerijploeg, waar bonsaiboompjes worden verzorgd, weet hij zichzelf door zijn superieure houding een week eenzame opsluiting te geven. Blijkbaar snapte hij de metafoor niet die de bonsaiboompjes hem in stilte duidelijk probeerden te maken: ‘Wanneer een boom de vrijheid krijgt om ongecontroleerd te groeien, gaat dat karakter verloren. Perfectie komt niet voor in de natuur. Niets is ooit af of blijvend. De schoonheid van imperfectie en zichtbaar maken, dat is de kunst van de bonsai.’
    Zijn week in ijzingwekkende stilte roept herinneringen bij Wu op. Verschuren gebruikt flarden uit zijn verleden en schetst op deze wijze een beeld waardoor we het hoofdpersonage, en vooral zijn negatieve kant, beter leren kennen. Weer terug op de kwekerij maakt Wu langzaam maar zeker kennis met de levensverhalen van zijn medegevangenen.
    Inmiddels weet de lezer ook dat literatuur voor Wu een houvast was tijdens het ‘mediteren’, zoals eenzame opsluiting hier wordt genoemd. Hij prevelt fragmenten van Isaak Babel en Anton Tsjechov, waarin vaak naar strafinstellingen verwezen wordt.
    Het belang van literatuur, of boeken in het algemeen, wordt in Carmona echter meer en meer ondergraven. Van redmiddel worden ze ballast voor Wu, doordat hij amper nog teksten met plezier kan lezen: ‘Ik zag mijzelf op elke bladzijde. In de gedesillusioneerde oude mannen van Tsjechov, in de Ondergrondman, in al die eenzame binnenvetters en misbaksels en afwijkelingen waar de Russische literatuur zo rijk aan is.’ Celgenoot Kid’s reactie is dodelijk: ‘Misschien had je beter andere dingen belangrijk kunnen vinden.’
    Het is een reactie die Wu tot inzicht brengt. Ondanks dat Tsjechovs verhalen door zijn aderen vloeien en hij de waarde van Camus’ De mythe van Sisyphus aan zijn celgenoot probeert uit te leggen, verliezen boeken voor hem stilaan het belang dat ze een leven lang voor hem gehad hebben. Ten slotte blijken ze slechts nuttig wanneer er een metafoor gebruikt moet worden om iets uit een vorig leven uit te leggen: ‘Van Tomsk naar Krasnojarsk was een wanhopige strijd door onbegaanbare modder.’
    In tegenstelling tot de andere gevangenen, die ernaar uitkijken, vreest Wu de vrijheid die steeds naderbij komt: ‘Wanneer hij aan zijn vrijlating dacht, zag hij zijn appartement met tienduizenden boeken, maar zonder stemmen.’ Rob Verschuren laat zijn personage tot een voor de lezer ijzingwekkende gedachte komen: ‘Boeken hebben geen enkele waarde. Hoe meer je weet, hoe ongelukkiger je wordt.’
    Carmona, overigens de naam van een bonsaiboom – ook bekend als Fukien thee – is een roman over onthechting. Niet alleen Wu komt tot inzicht, ook Kid, en zelfs een beroepsmoordenaar. Door los te komen van het oude leven ontstaat er een kans meer innerlijke vrijheid te bereiken. Voor de helderheid: ik heb het niet over verlichting. Rob Verschuren laat Wu dromen van een leven tussen mensen die hun wijsheid niet uit boeken halen, maar uit de natuur: ‘Eenvoudige mensen, die het leven aanvaardden zoals het kwam, zonder te verdwalen in een doolhof van existentialistische vertwijfeling.’
    En zo schrijft deze auteur licht in een zwaarmoedige, prachtige roman. Zoals we het gewend zijn uit zijn eerdere vier boeken van dit onbelichte, schitterende oeuvre, schrijft Verschuren beeldend zonder daarvoor ooit een woord teveel nodig te hebben. Met welgekozen formuleringen leidt hij je een wereld in die wervelt, overtuigt, verwondert en ontroert. Ook in Carmona heeft hij daar maar weinig pagina’s voor nodig. Om precies te zijn: 141.

Boekbespreking door Ezra de Haan

Ezra de Haan (pseudoniem van Peter de Rijk, 1957) debuteerde met de novelle Vonk (1996). In 1999 volgde Kermis in de hel, een korte roman. Ik belde mijn muze (2003) was zijn eerste dichtbundel. De tweede, Scheren zonder spiegel, kwam uit in 2011. Voor zijn in het Roemeens vertaalde poëzie ontving hij de Premiul Naţional Tudor Arghezi. Zoeken naar Slory (2014), een road novel die zich in Suriname afspeelt, is zijn meest recente roman. In 2019 verscheen zijn literaire reisverhalenbundel De zwijguren. Ezra de Haan schreef en schrijft recensies voor o.a. Literatuurplein, Antilliaans Dagblad en Caraïbisch Uitzicht.