Nul drie nul vijf twee nul twee een

foto Myung Feyen

Early morning train in Japan (1964). Foto: Nicolas Bouvier.

Er was een nacht in Japan dat ik een droom had.

Sinds ik het ouderlijk huis verliet en mijn volwassen leven aanving, gaan veel van mijn dromen over steden. Vaak zag ik steden die echt bestonden, maar in die droomwereld veel dynamischer waren, op enorme hoogtes, grootser en overweldigend.

Later gingen de dromen over huizen, over nieuwe woonplekken waar ik voor het eerst rondkeek en me trachtte in te beelden of ik daar zou kunnen leven. De huizen hadden meestal uitzicht over de stad of op het hemelgewelf. Het waren altijd oude huizen, soms met vreemde details, zoals ramen die geen ramen bleken te zijn, of ruimtes die plots van vorm veranderden. Veel van die huizen leven nog steeds in mijn gedachten. Er was een huis waarbij ik door mijn raam klimmend op het platte dak kon staan en uitkeek over de toppen van een eindeloos, diepgroen naaldbos. Er hing een nevel overheen. De hemel was ondoordringbaar grijs. Ik liep naar de rand van het dak om naar beneden te kijken. Het was duizelingwekkend hoog. Altijd hap ik naar adem en vraag ik me af of het de werkelijkheid is. De reeksen van huizen kunnen bijna een kleine stad op zichzelf vormen. Soms zijn het huizen die ik gekend heb, maar er net iets anders uitzien. De laatste tijd zelfs op een ander continent gelegen of in een andere tijdspanne.

Het is niet moeilijk voor mij om te begrijpen waarom deze dromen terugkomen. Op een dag vertrok ik als drieënhalfjarige zonder besef naar de andere kant van de wereld. Ik weet nog steeds niet waar mijn gevoelens heen zijn gegaan toen ik van Korea naar België verhuisde, alsof er onderweg iets verloren is geraakt.

Het zoeken naar een thuis. Intussen woon ik reeds meer dan twintig jaar in dezelfde kleine stad aan zee. Op de bezichtigingsdag van mijn huidige woning had ik me verslapen en kwam vijf minuten te laat met kloppend hart binnengerend. Een tel later werd mijn naam geroepen. Of ik interesse had. Ik zei dat ik even wilde rondkijken. Mijn slaap kleefde nog aan me en half dromend keek ik uit over de stad, door zeven ramen van oost naar west. Ongeveer vijf jaar lang verdwenen de huizendromen, tot ze op een nacht ongemerkt weer hun ruimte opeisten in de horizontale wereld vol gesloten ogen.

Enkele jaren geleden reisde ik in de winter naar Japan om er samen te gaan werken met een kunstenaar. Dromen zijn anders als ik reis. Op een nacht droomde ik dat ik weer ging verhuizen. Meestal begint de droom pas wanneer ik het nieuwe huis betreed. Ik was klaar om het oude archetypische huis te verlaten. Mijn spullen waren reeds weg. De ruimtes waren leeg. Ik liep een laatste keer door het huis, op weg naar de buitendeur en plots bleef ik stilstaan. Er was links een deur die ik niet eerder gezien had. Ik opende die en zag een prachtige grote ruimte met een glazen dak waardoor zacht licht naar binnen viel. Overal lange gangpaden met aan weerszijden houten stellagekasten. Op de planken lagen zorgvuldig neergelegde objecten. Ik wandelde langs en kon niet anders dan verwonderd kijken. Een gevoel van innig geluk begon mijn hart te vullen. Deze kamer bewaarde alle objecten die ik ooit verloren was.

Myung Feyen (1981) is geboren in Korea, geadopteerd en opgegroeid in België aan de noordelijke grens met Nederland. Om kunst te studeren verhuisde ze naar Den Haag en is nooit meer weggegaan. Tijd en mensen lopen als een rode draad door haar werk. Fotografie, schrijven, verzamelen, film en de tijd die voorbijgaat vormen haar werkinstrumenten.