Onbevangen

F O T O Z A A K

Fotozaak Hans Muiderman

Vreemd. Vreemd dat ik dwangmatig die foto zoek. Ik sta er zelf op, ben een jaar of twaalf, een voetbal losjes onder de arm. Hij moet in het album met die fotohoekjes zitten, waarin op de meeste bladzijden alleen die hoekjes resten. De laatste foto die ik eruit verwijderde, was een afbeelding van een geliefde, die onverwacht was gestorven. Voor de PowerPoint bij de begrafenisdienst vroeg de familie naar portretten, snapshots, bij voorkeur uit de periode van haar jeugd. ‘Van nu is er genoeg, maar van toen is er te weinig,’ appte haar dochter.
    De foto die ik zoek moet beslist in dit album zitten, maar ik vind ’m niet. Ook niet in de kelder, waar verscheidene verledens in één verhuisdoos zijn terechtgekomen. ‘Foto’s werk’ staat er op een mapje, daaronder ligt ‘Met ma naar Rome’ en daar weer onder ‘Bruiloft Cora, na haar ongeluk’; de betekenis van het streepje onder ‘na’ ontgaat me.
    Ik open het mapje. Cora, mijn oudste zus, werd op een boulevard in Frankrijk door een dronken man in een sportauto voor haar hele leven een rolstoel ingereden. Zij zit op de foto in die rolstoel, haar man staat op de foto naast haar en buiten beeld de ambtenaar van de burgerlijke stand die om het jawoord vraagt.
    Zij staat ook op de foto die ik zoek, aan de rechterkant, dacht ik, veertien was ze. Ik stond links, dat weet ik zeker. Maar waarom zoek ik juist díe foto, die ogenschijnlijk zonder aanleiding uit mijn geheugen naar voren is gesprongen en niet meer van zijn plaats af wil?

De foto is genomen in de duinen, een groepje mensen in de richting van het strand, een oom met mijn neefje op zijn schouders, mijn tante – klein was ze – tussen mijn zussen in. Mijn vader is de fotograaf, denk ik. Op de grens van herinneren en verbeelden zie ik hem staan, gebarend: iets naar links, nee, niet te ver, een beetje terug. Rustig deed hij dat, niet dwingend, hij nam de tijd, we zochten zelf onze plek. In de verte achter ons onscherp de vage contouren van huizen, een flauwe helling van het duin. Het is een zwart-witfoto met veel grijze tinten en een mistig tegenlicht. Ik herinner me de foto als ‘gewoon’ in de zin van dagelijks, ontspannen, zes mensen in een onderling verband. We horen bij elkaar, of beter nog: we horen graag bij elkaar.
    Ik weet het zeker nu: mijn moeder staat er niet op. Ze was een vrouw van de pose, van ‘zeg eens cheese’. Met een camera in haar buurt werd ze opzichtig anders, speelde ze uit onzekerheid een rol, en zou daarmee het onderling verband – dat zo kenmerkend is voor de foto die ik zoek – met een houding van sta-ík-er-nu-goed-op doorbroken hebben.
    Onverwacht, op het moment dat ik deze aantekening maak, besef ik wanneer het dwangmatige denken aan deze foto begon. Ik zat in de bus. Weer terug naar huis, nadat ik het werk van Judith Joy Ross* had gezien. Het regende. Ik ben net als Ross in 1946 geboren. Heb ik iets van een tijdsbeeld gezien, een overeenkomst in sfeer?

De eerste foto die ik van Ross zie, is op een groot formaat. Twee jongens in afwachting van wat de fotograaf met die enorme houten camera op dat statief gaat doen. Een lichte vorm van achterdocht bij de een, de ander kijkt onbevangen in de lens.
    Ik loop langs zo’n honderd foto’s: een aantal van kinderen, onbezonnen, losjes, ja, dat heeft de foto die mijn vader maakte ook.
    Ross let op de ogen, valt me op, een oogopslag, de blik van de vicevoorzitter van de Senaat, die tegelijkertijd uitdagend en argwanend kijkt. Of de foto van de opperwachtmeester in uniform: met haar directe blik houdt de vrouw me staande. Wie is hier degene die kijkt? In dit duet van kijker en bekekene is Ross zelf opmerkelijk afwezig. Mensen zijn van waarde, lijkt ze te denken, daar hoef ik me nauwelijks mee te bemoeien.
    Ik loop verder en zie de schoonheid van het alledaagse. Niet in esthetische, maar menselijke zin. Het innerlijk wordt zichtbaar, de gedachte die de gefotografeerde met zich meedraagt: in de kern ben ik alleen, onzeker. Ross levert geen commentaar, ze betrapt niet, nee zeker niet, ze respecteert de mensen die je elke dag tegenkomt, bij de bushalte of in de rij bij de kassa van de supermarkt.
    Een aantal foto’s van Ross lijkt op een snapshot, maar als je langer kijkt, merk je dat dit een vergissing is die niet voortkomt uit wat je ziet, maar hoe je in een wereld vol beelden gewend geraakt bent om te kijken: vluchtig, even maar, op naar het volgende. Terwijl Ross juist vertraagt, stillegt.
    Wat is er met het verleden aan de hand, staan de gefotografeerden daar los van? Of ligt er achter al die grijze tinten en het voortdurend ontbreken van scherptediepte iets wat ongezegd blijft, onzichtbaar? Ja inderdaad, het zijn, denk ik opnieuw, de gedachten van degenen die we zien, aan wat voorbij is of nog komen gaat. Ik ben samen met de ander, maar door mijn gedachten ben ik ook altijd alleen. Ross kent de mens, haar werk is liefdevol, het gewone leven is een wonder.
    Met welke blik keek mijn vader naar ons op de foto die ik zoek? Hij keek geïnteresseerd, denk ik, hij was een man die écht naar je kon kijken. En wat zag hij op die toevallige plek? De afwezigheid van pose, een moment van onbevangenheid – onbevangen, wat een mooi woord is dat – en tegen die onscherpe achtergrond kwamen we, heel even maar, los van de tijd.

* Judith Joy Ross – Portretten van Amerika – Fotomuseum Den Haag, 26 november – 26 maart 2023.

Hans Muiderman

Hans Muiderman (Den Haag) is schrijver van romans en (reis)verhalen.
Tijdens het festival Winternachten/Writers Unlimited 2013 werd zijn debuutroman Souvenir Utopia gepresenteerd. Daarna verschenen Ik ben hier geboren (2014, korte verhalen) en Hank & Heinrich (2016, roman). Muiderman is een herinneringen-onderzoeker, in al zijn verhalen onderzoekt hij hoe herinneringen werken, hoe vals en vervormd ze zijn. Dat doet hij ook in zijn reisverhalen Als al het andere voorbij is (2015) en HANZE! daar waar de reis naar toe gaat (2018). Zijn novelle De lunchroom verschijnt binnenkort. Hij is al schrijver/redacteur nauw betrokken bij verscheidene literaire initiatieven en medeoprichter van het literaire tijdschrift/platform Elders.