Stoep met een eind
de zon was dof en onwaarschijnlijk hoekig
het licht caleidoscopisch teer en ongewis
daardoor, en enkel en alleen daardoor
zijn wij verdwaald in een wegstervend dorp
we liepen op de stoep, de stoep liep om de huizen
stuk voor stuk scheef staand en bewoond door wezens
die een hybride leken tussen spook en mens
het vroor en onze neuzen werden doorzichtig bleek
alsof het bloed het opgaf verre lichaamsdelen op te sporen
in de afwezigheid van woorden
hielden we handen vast
we liepen op de stoep, de stoep liep om de huizen
er was een kraai die onfatsoenlijk stil was en er was
een bocht waarachter een onafgebouwd hoopje puin
of om precies te zijn een villa zonder voorgevel verrees
we voelden opluchting door deze nieuwe wending en we besloten
in te breken of om precies te zijn door de afwezigheid van deuren
onszelf kortstondig te verlossen van de stoep
we liepen om de wanden, de wanden om de leegte
de tuin bleek volledig overwoekerd, en in de vijver
vonden we een urn
Olga Teutler