Thuiskomen in Botswana

Okavangodelta

De Okavangodelta, Botswana, 2022. Foto: Jaap Goedegebuure.

Ik reis twee weken door het noorden van Botswana, een relatief dunbevolkt en ongerept gebied van vele duizenden vierkante kilometers. Geasfalteerde wegen zijn hier niet of nauwelijks, mijn zoon en ik worden op de relatief korte afstanden over de grond vervoerd in hotsebotsende, langs plassen en kuilen laverende Landrovers en door de lucht in op en neer schokkende Cessna’s. We verplaatsen ons van de ene gamelodge naar het andere wildpark en komen onderweg honderden olifanten, giraffen, buffels, zebra’s, nijlpaarden en antilopen tegen. Niet gehinderd door hekken en afrasteringen trekken ze het hele land door, op zoek naar water en groenvoer, waarbij ze vrijelijk mogen uitwijken naar de buurlanden Namibië, Angola, Zambia en Zimbabwe.

Omdat het toerisme de op een na belangrijkste inkomstenbron is en de goed betalende bezoekers veel wilde dieren willen zien, is de jacht hier nagenoeg geheel verboden, worden boeren gecompenseerd voor schade aan hun landerijen en gewassen, en krijgen stropers te maken met legereenheden die niet aarzelen om het vuur te openen wanneer ze dat nodig vinden. Slagtanden van olifanten en de hoorn van de rinocerossen, producten waarvoor Chinezen diep in de buidel willen tasten, bezitten voor de overheid van Botswana een economische tegenwaarde die het harde optreden tegen de illegale jacht legitimeert. Van de manier waarop de Chinezen zich meester maken van de ertsen en mineralen die zich in de bodem van het Afrikaanse continent bevinden, heeft Botswana, anders dan buurlanden, veel minder last.

Nu ik hier ben, word ik voor het eerst gewaar dat Botswana, voorheen Beetsjoeanaland, vóór de komst van de Britten, eind negentiende eeuw, tot de invloedssfeer van de Afrikaner Boerenrepubliek Transvaal hoorde. Zuid-Afrika handhaafde nog decennialang een claim op Botswana. Of het daardoor komt dat bepaalde gerechten en culinaire termen (braai, milliepap, bobotie, biltong en zo meer) hier zijn ingeburgerd, weet ik niet, maar voor de geregelde bezoeker van Kaap de Goede Hoop die ik sinds dertig jaar ben, voelt het zeer vertrouwd, tot en met het woord lekker, dat nog altijd een band smeedt tussen Afrikaners en Nederlanders. ‘Stamverwantschap’ is in het post-apartheidstijdperk een verdacht woord, maar toch raakt het een gevoelige snaar als je het tienduizend kilometer van huis hoort.

Ik ben hier ver weg, maar op een eigenaardige manier ook thuis. De Okavangodelta, waar we drie dagen bivakkeren, heeft veel gemeen met het Hollandse plassen- en rivierenlandschap. Dankzij het regenseizoen is het overal intens groen. Waterlelies bloeien uitbundig, aalscholvers en reigers vliegen af en aan, en onder de schroef van onze motorvlet wolkt de modder op. Het ruikt hier uitgesproken venig. Alleen aan het papyrusriet en een zo nu en dan opduikend nijlpaard kun je zien dat je niet op de Kaag of de Brasem bent.

Kort voor ik van Schiphol afreisde, heb ik Bruno Latours Waar ben ik? Lockdownlessen voor aardbewoners gelezen, een bevlogen pleidooi aan het adres van de in crisis verkerende, maar niettemin lustig voortconsumerende mensheid om het niet te zoeken in vluchten naar verre werelddelen of buitenaardse sferen, maar trouw te blijven aan de grond waarin je geworteld bent. Latour nodigt ons uit om een voorbeeld te nemen aan de termieten, die heuvels van zelfverteerd en intensief gerecycled materiaal optrekken en daarin een zelfvoorzienend ecosysteem ontwikkelen. Ze verkeren in een permanente lockdown, hun wereld is zowel hun binnen als hun buiten. Ik moet denken aan het slot van J.H. Leopolds gedicht over farao Cheops: ‘hij is geboeid door de symbolen / van het voormalige en hij hangt er in.’

In de delta wemelt het van termietenheuvels. Ze rijzen op als torentjes in het vlakke landschap. Onze gids laat zien dat die heuvels essentieel zijn voor de natuurlijke dynamiek. Vogels strijken erop neer, laten in hun ontlasting zaden achter die ontkiemen en uitbotten tot planten en bomen, apen kiezen er domicilie, olifanten vinden er voedsel en laten net als de vogels zaden achter, en zo ondergaat de delta langzamerhand de gedaanteverwisseling van wetlands tot ooibos.

Hier krijg ik de aanschouwelijke voorbeelden van wat Latour betoogt. Hoe ironisch, ja, hoe pijnlijk ook, is het niet dat ik dat pas inzie en begrijp nadat ik me tienduizend kilometer heb verplaatst van huis naar elders.

Jaap Goedegebuure

Jaap Goedegebuure (1947) doceerde letterkunde aan de universiteiten van Leiden, West-Berlijn, Tilburg en Nijmegen. Hij publiceerde boeken over onder meer H. Marsman, Jeroen Brouwers, Frans Kellendonk, het fin de siècle, literatuur en religie, en poëzie en mystiek. Sinds 1975 recenseert hij voor tal van kranten en tijdschriften.