Hit the Road

F I L M B E S P R E K I N G

Neem dit shot. Eerst hoor je alleen muziek, het beeld is wit. Als er dan uit het niets iets opdoemt, zie je de vingers van een kind dat pianospeelt, precies het stuk dat we horen. Maar de piano is geen piano. Het zijn met stift getekende toetsen op een gipsen been. Van iemand die iets heeft gebroken, een personage met een obstakel. Hoewel zijn vrouw er soms aan twijfelt of het been nog wel in het gips moet blijven. Doet hij niet gewoon moeilijk? Zo’n obstakel, altijd interessant.
    De man met het gips slaapt op de achterbank van een auto, de camera beweegt, en buiten zien we in bergachtig gebied iemand bewegen, onscherp. Hij komt dichterbij, een jongeman. Kijkt door het raam naar binnen, eerst naar de man, het kind, en gaat dan – de camera volgt hem – naar voren, waar ook een vrouw slaapt. Achter om de auto loopt hij vervolgens, naar de driver’s seat. Die beweging is nodig, want hij moet nog een vijfde familielid introduceren: hij lacht naar iemand in de achterbak, onzichtbaar nog voor de camera.
    De jongeman, een twintiger, kijkt zorgelijk en lijkt alles om zich heen en in de auto goed in zich op te nemen. Misschien is het die pianomuziek die het ernstig maakt, want het plaatje is verder neutraal. Hij leunt op de motorkap van de auto, nu met de rug naar de camera toe gedraaid. Auto’s schieten voorbij. Prachtige bergen in de verte. De piano klinkt voort.
    Ze zouden op vakantie kunnen zijn. De titel van de film komt in beeld. Hit the Road.

In plaats van vakantie is Hit the Road een reis. Van dit gezin met lang onduidelijke bestemming. Precies dat zorgt voor je aandacht. Waarom zijn deze mensen samen op reis, wat is hun geheim? De film is geregisseerd door Panah Panahi, het is zijn eerste speelfilm en zijn achternaam verraadt hem. Hij is de zoon van Jafar Panahi, die van Taxi Teheran (2015), Offside (2006) en De Witte Ballon (1995). Jafar, die na gevangen te hebben gezeten Iran nog steeds niet uit mag en ook geen films mag maken. Dat laatste doet hij toch. Die smokkelt hij dan naar het buitenland.
    In 2018 werd ook Nasrin Sotoudeh, een Iraanse advocaat, gevangengezet. Samen met Jafar Panahi had ze in 2012 de Sacharovprijs (voor vrijheid van denken) gewonnen. Ze was ook te zien in Taxi Teheran, waarin zij bij Panahi zelf in zijn taxi stapt. Zij biedt een roos aan, aan de kijkers eigenlijk, recht in de camera spreekt ze en legt hem daarvoor ook neer, die camera die zogenaamd stiekem in de taxi is opgesteld. Het verschijnen in de film was ongetwijfeld niet het meest risicovolle wat ze ooit deed, maar geholpen heeft het haar niet. De roos als daad van verzet en een boodschap aan de wereld. Ze lachte.
    In dit licht kan ook Hit the Road niet anders dan een tricky film zijn. Maar westerse kijkers zien in eerste instantie waarschijnlijk vooral een landschap dat oogverblindend is.

Er wordt een hoop gekibbeld, er wordt veel niet gezegd. Panah laat je langzaam ontdekken wat de queeste is van deze vier mensen en een hond, Jessy in de achterbak. Zo liefdevol zijn ze, zo verhullend wat niet gezegd kan worden.
    En dan, nog steeds in het begin van de film, kijkt de vader na een diepe zucht recht in de camera en klinkt de piano weer. Lang duurt het. Hit the Road gaat door de vierde wand en gek genoeg haalt dat je niet uit de film, maar trekt je er juist verder in. De camera beweegt niet, maar toch lijk je dichter bij deze brombeer te komen. Koshro, heet hij. Hij kijkt je aan. Eigenlijk weet je dan al alles, maar het moet hooguit nog wat concreter ingevuld worden. Aan het einde van het shot verschuift zijn blik een klein beetje en kijkt Koshro net langs je heen en ziet de zoon. Zijn oudste.

Hit the Road is een vrolijke film, door dat gesteggel. En vanwege het jongetje, de ‘pianospeler’ uit het eerste shot. De vrolijke noot, deze wijsneus met te veel energie, verbergt het reisdoel, strooit zand in je ogen en dat moet ook. Niemand mag weten, ook de kijker niet, waar de familie naartoe gaat en vooral niet waarom. Ergens in de film, het moment waarop je gaat zweven, ligt die kleine op de dikke buik van zijn papa en samen kijken ze naar de sterrenhemel. Kunnen er zoveel sterren zijn? Kun je er zoveel zien? Wat zou Batman doen, het is een cruciale vraag voor de kleine. Ze verdwijnen er langzaam in, de vader en de zoon, in die sterren, waarmee Panahi bijna zijn vader overklast. Een scène die ook de kijker laat zweven, vliegen, dromen en huilen.

Iran, het moet het mooiste land op aarde zijn. Als je je land zo laat zien, moet je er wel erg veel van houden. Een land waar je uit weg wilt, uit weg moet, beter gezegd. Een land waarvan Jafar Panahi in zijn Taxi Teheran uitlegde wat er de filmregels zijn. Wat wel en niet mag. En terwijl hij ze laat opdreunen – uiteraard door een kind, zijn nichtje, dat later de Gouden Beer in Berlijn voor beste film zou ophalen, omdat Panahi dat nu eenmaal niet kan – doet hij precies dat, hij gaat alweer tegen de regels in. Hij daagt alweer de censuur uit. Of is hij gewoon een filmmaker, doet hij wat hij wil en moet doen?

De vader kijkt recht in de camera en vertelt met zijn blik zoveel. Waar geen woorden voor zijn. Hij heeft twee zoons. De onschuld en de volwassene. Het shot duurt een hele minuut. Alleen maar dat gezicht. Je kijkt naar een film, dat vertelt het shot. Je kijkt naar een verhaal, dit is niet echt. Maar het is al te laat, want deze mensen hebben iets van zichzelf laten zien wat innemend is, intrigerend, ontroerend, menselijk, zo gewoon, zoals jij en ik. Dit is een film in schril contrast met een film van de vader, Jafar, die This is not a film maakte, in ballingschap. Met zo’n titel speel je met de censuur. Als iets geen film is, kun je er ook niet om veroordeeld worden. Panah, de zoon, doet het tegenovergestelde. Dit is wél een film. En dit is ook zijn land. Jullie kennen mijn vader en fictie, of een documentaire die fictief lijkt, of omgekeerd, of een mengvorm, allemaal vertellen ze over mijn land. Hoe het is. Hoe we zouden willen dat het zou zijn. Hoe mooi het is. En waar het verdriet ligt.

Hit the Road is soms ook een beetje slapstick. Wanneer de vader met zijn kruk een zak met eten, waar hij met zijn handen niet bij kan, van het dashboard hengelt. Als ze een wielrenner van de weg rijden, omdat de kleine door het achterraam met hem aan de praat raakt. Nooit houdt hij op met kletsen, met zijn schrille stem, die grote ogen, die lange wimpers, dat beweeglijke lijfje. In de auto is hij op z’n best, daar waar Panahi zo vaak filmt. Zo deed zijn vader Jafar het in Taxi Teheran ook, dat filmen op de vierkante meter. Technisch een uitdaging en inhoudelijk een meesterzet. Zet mensen maar dicht op elkaar en kijk wat er gebeurt. Zelfs al is alles gescript, dan nog is het spannend. Panahi laat het gezin reizen over grote wegen door dat immense landschap, maar houdt je vooral vaak in de auto. Boven op die vier die boven op elkaar zitten. Kletsen in tussentijd, zoiets. Veel ouwehoeren, veel om je verbeelding over te laten gaan. Iraanse films kijken is aandacht moeten hebben in overdrive. Zoveel subtekst. Krijg je dat als westerling wel allemaal mee? Ongetwijfeld niet, hoewel Panahi’s gezin westers aandoet. En dat is overigens een erg westerse opmerking…

“Aan het eind is de held alleen in zijn ruimteschip. Hij zit in een zwart gat en verdwijnt er steeds dieper in. Dat is alles wat je ziet, een half uur lang. Hij reist door tijd- en ruimtegrenzen.” Dat antwoordt de zoon als zijn moeder – onderweg zijn ze even gestopt – vraagt waarom hij 2001 A Space Odyssey (Stanley Kubrick) de beste film vindt. Ze roken samen een sigaret. Dat intieme moment, zij die soms een sigaret naar zijn mond brengt, eindigt abrupt als ze zegt: “Ga niet weg.” Ga niet weg. Hij staat op, en beent weg.
    Dit gezin is op een missie die zo verdrietig is, die zoveel mensen hebben moeten ondernemen. Panahi verbergt die niet, maar leidt wel af. Vaak. En in elke afleiding zit hetzelfde verhaal. Dat van afscheid, van liefde, van treurnis. Dat je moet achterlaten waar je van houdt. Dat is geen reis maar een vlucht. Road movies in Iran zijn anders dan die in het Westen. Ze laten je mensen ontmoeten met verhalen die op een andere manier niet door de censuur heen gekomen zouden zijn. De reis als instrument.
    Hit the Road refereert eraan, maar is zoveel meer. Nog even samen, een laatste keer. Nog even kibbelen, stoeien, elkaar aankijken. Of elkaar niet aankijken, want het is zo pijnlijk. Grote ogen, meestal vochtig, dat zijn die van de moeder. Maar Panahi houdt het bijna altijd licht. Is ze verdrietig, dan laat hij haar kietelen door blaadjes van een struik langs de weg. De kleine dingen. Elk blaadje hoor je knisperen, ritselen op de wind. Tegen haar wang.
    Kort daarna delen vader en zoon een appel. Hij laat zijn oudste er eerst twee zoeken, hij moet ze wassen en gooit er dan onmiddellijk één weer weg. Je ziet de zoon denken: wtf! Appels moet je delen, domkop, zoiets is de boodschap van de vader en hij breekt hem doormidden. Precies tijdens dat gesprek trekt de wind aan, wordt het iets donkerder, zie je wat struiken schudden en vliegen op de achtergrond vogels op, in patroon, scheren weg. Altijd het beeld, nooit de tekst.

Hit the Road eindigt als een musical. Nu kijken de moeder en de kleine recht in de camera en hoor je weer een liedje van vroeger. Kort daarvoor schudde hij met zijn heupen, rechtop staand in de auto, en zong, schreeuwde, het hele gezin, wat er dan nog van over is:

“Ik heb met mijn eigen ogen mijn lief zien vertrekken
En met haar de kleur op mijn wangen
Ik word overvallen door een storm
In het hart in een zee van liefde
Mijn liefste verlaat me op de ark van Noach

Ik ben er vreselijk aan toe
Ik heb last van heimwee
In dit verre buitenland
Ik heb alleen God nog

Wie kan de pijn van mijn gebroken hart horen
Wat kan ik zingen met mijn vermoeide stem
Ik verlang naar mijn land, mijn stad
Wat moet ik, mijn hart is daar nog”

Het mooiste land op aarde. Als je dat alleen nog in een film kan zien, in Hit the Road, dan zullen pijn en geluk hand in hand gaan. Dat kan niet anders. Maar die kleine, die kan alles worden, astronaut als hij wil, of Batman. Hij is de toekomst. Hij mag geen heimwee krijgen.

Hit the Road
Regie: Panah Panahi
Met: Pantea Panahiha, Hasan Majuni, Rayan Sarlak, Amin Simiar
Iran 2021

Filmbespreking door Gerlinda Heywegen

Gerlinda Heywegen (Helmond, 1968) schrijft voor Netherlands Society of Cinematographers en ‘Schokkend Nieuws’. Ze publiceerde o.a. haar boek The Other Director, over directors of photography, en schreef mee aan Passie voor cinema. Ze is filmprogrammamaker voor verschillende festivals zoals ‘Film by the Sea’ en ‘Film & Literatuurfestival Winternachten’ en spreekt veelvuldig over film in filmtheaters, musea, bibliotheken en voor overheidsinstanties.