Ik wil voort werken
en verder geen gelul
Gerard Reve en Frans Pannekoek:
het verval van een vriendschap
Verleden Maria Hemelvaart, 15 augustus 2024 dus, begaf ik mij te Blauwhuis om daar de schrijver Gerard Kornelis van het Reve te herdenken. Zijn voormalige levenspartners Teigetje en Woelrat, met wie hij een aantal jaren in het naburige Greonterp woonde, hadden mij voor de herdenkingsdag uitgenodigd.
De wat oudere inwoners van het dorp Blauwhuis wisten zich Reve nog goed te herinneren. Het was een opvallende man geweest, vertelden ze me. Hij was echter niet de enige vreemde snuiter in de omgeving: die dag hoorde ik de naam van de in het nabije Pingjum wonende Frans Pannekoek vaak vallen.
Zijn naam kende ik al. Ik had Brieven aan Frans P. gelezen en had er, zonder me ook maar een vaag beeld te kunnen vormen van de uiterlijke verschijning van de geadresseerde, smakelijk om moeten lachen. Het beeld dat erin wordt geschetst van de hopeloze kunstenaar, wiens tijd in beslag werd genomen ‘door zijn hartstocht naar paarden, automobielen en gokhuizen’1, werkte in mijn lachspieren. Uit de brieven van Reve bleek steeds datzelfde beeld: Frans Pannekoek was een getalenteerde etser die steeds naar excuses zocht om te verhullen dat hij zijn kunst niet rendabel maakte. Uiteindelijk heeft Reve, als we het narratief van de bundel geloven, de vriendschap opgezegd omdat hij dit niet langer kon aanzien.2
De anekdotes die de inwoners van Blauwhuis mij konden vertellen, stonden echter niet in die brieven. Eén ervan zal ik u niet onthouden.
Het schijnt dat Reve voor een verwaarloosbaar bedrag eens een brommertje kocht van Pannekoek. Dat brommertje kregen ze samen aan de praat. Reve maakte een testrit. Tijdens het rijden ontdekte hij tot zijn grote schrik dat hij was vergeten te vragen waar de remmen zaten. Zelf kon hij ze niet vinden. Zelfs als hij het gas losliet, bleef het brommertje vaart houden. Zodoende heeft hij in cirkels over het plein van Blauwhuis gereden, urenlang, totdat de benzine op was en het voertuig vanzelf tot stilstand kwam.
Bovenstaand verhaal is bevestigd door Teigetje, met wie ik diezelfde avond nog over Pannekoek sprak. (We spraken elkaar nota bene in de kroeg waar Reve en Pannekoek samen ‘oeverloos gedronken’ 3 hadden en waar het boek Veertien etsen van Frans Pannekoek voor arbeiders verklaard zich afspeelt.) Teigetje was zo vriendelijk mij op een aantal etsen van Pannekoek te wijzen. Mijn belangstelling was gewekt.
Tot mijn grote verbazing ontdekte ik nog geen drie maanden later dat ook de brieven van Frans Pannekoek aan Gerard Reve zijn vrijgekomen en dat de teksten van verklaringen zijn voorzien door Nop Maas, auteur van de driedelige biografie: Gerard Reve, Kroniek van een schuldig leven.
Deze driedelige biografie heb ik gedurende mijn middelbareschooltijd verslonden. In een ogenblik van scherpte heb ik de brievenbundel op de dag van verschijnen besteld bij uitgeverij Fragment, waarvan ik overigens niet had geweten dat deze bestond.
De oplage betrof 225 exemplaren. Ik wist dat het treurig gesteld was met de belangstelling voor de Nederlandse literatuur, maar dit aantal leek me wel heel karig. Op dat ogenblik had ik nog geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat er zeer goede redenen waren om de oplage klein te houden. (Overigens was het boek reeds binnen een week uitverkocht; zo slecht gaat het nu ook weer niet met de belangstelling.) Aan adverteren is amper gedaan. Zelfs Teigetje en Woelrat waren niet op de hoogte van de uitgave van dit werk, terwijl Teigetje wel degelijk aan de binnenzijde van de kaft staat afgebeeld.
Nog geen drie dagen na het plaatsen van de bestelling ontwaarde ik een met een slordig handschrift bekrabbelde envelop in mijn brievenbus, met daarin het bestelde boekwerkje. Ik ben terstond met lezen aangevangen.
Het is een wat onevenwichtig werk: Pannekoek had niet het oog voor helder taalgebruik dat Reve kenmerkte. Nop Maas lijkt ook niet altijd even scherp te zijn geweest: er zitten hier en daar wat onbedoelde schrijffouten in de verklarende teksten, zoals op pagina 64 waar staat dat een brief in 1978 geschreven is,4 terwijl dit toch echt 1968 geweest moet zijn.
Als lezer was ik bijna teleurgesteld te merken dat Pannekoek totaal niet voldoet aan het beeld dat Reve van hem geschetst heeft: Pannekoek klaagt er weleens over dat alles hem te veel werd5, maar veel verder dan dat hier en daar opmerken gaat het niet; hij maakt zich eigenlijk helemaal niet zoveel zorgen over zijn penibele financiële situatie, want ‘meer geld hoefde hij toch niet’ 6.
Pannekoek maakt een minder ‘totale’, maar ook berekenbaarder indruk dan Reve.
Tot op het punt waar Reve de vriendschap breekt, zijn de citaten uit de brieven van Reve de passages met de grootste allure. Pas daarna winnen ook de brieven van Pannekoek aan belang. We ontdekken daar dat Pannekoek vrij snel na de ontvangst van de door Reve geschreven afscheidsbrief terugschreef. Pannekoek vond dat de ‘vriendschap op diepere bronnen was geslagen’ en merkte nog in dezelfde zin op dat het niet verstandig was de vriendschap te ruïneren, want: ‘zoals je weet, hebben wij geen van beiden veel vrienden’.7
Tot en met 1972 blijven de heren elkaar geregeld schrijven. Daarna verwatert het gestaag. In de loop van de jaren zeventig blijft Pannekoek schrijven, op een altijd toch wel amicale toon, maar steeds minder vaak. De laatste spontane brief van Pannekoek stamt uit 1977.8
Nadat de heren elkaar ettelijke jaren niet hadden geschreven, gaf Reve in 1984 Brieven aan Frans P. uit. Pannekoek reageert ietwat ontzet. Hij stuurt aan het begin van 1985 een brief waarin hij aangeeft Reve dringend te willen spreken. Reve schrijft hierop wel een antwoord, maar verstuurt deze niet.9 In april van het jaar 1986 schreef Pannekoek Joop Schafthuizen, de nieuwe levensgezel van Reve, met het verzoek de brieven die hij aan Reve schreef terug te ontvangen. Dit is de eerste brief waarin Pannekoek zich onverdeeld vijandig tegenover Reve opstelt. Hij schrijft: ‘Ik neem aan dat je niet meer met Gerard bent. Verleden jaar reed ik langs zijn huis […]. Toevalligerwijs stapte de oude poot naar buiten. Hij groette vriendelijk nadat ik gestopt was, maar toen hij zag dat ik het was, verschoot hij van kleur. Zijn haat schoof hem over het gelaat. Niet lang daarna kwam zijn brievenboek aan mij uit, waarin hij mij flink voor lul laat opdraven, met de oude auto met paard ervoor op weg naar het gokhuis. De lul. Nooit en te nimmer heb ik in mijn gehele leven een gokhuis bezocht, zelfs geen bordeel. Oude autoos heb ik altijd noodgedwongen er op na gehouden.’10
Met tegenzin heeft Schafthuizen, die nog wél samen was met Reve, aan het verzoek van Pannekoek voldaan, met de opmerking dat hij de brieven te zijner tijd weer ‘terugstuur’. (Zonder ‘t’). Het feit dat ik dit boek hier voor me heb, is het levende bewijs dat Pannekoek de brieven nooit heeft ‘terug ge stuur’.
De brieven van Reve die wel zijn geciteerd, maar niet zijn opgenomen in Brieven aan Frans P., zal Nop Maas vermoedelijk hebben gefotokopieerd toen hij aan zijn dikke driedelige biografie werkte, maar dit wordt in dit boekje niet gespecificeerd. Mag hier zomaar uit geciteerd worden? Is Joop Schafthuizen, de drager van de auteursrechten van de brieven van Reve, op de hoogte van deze uitgave en stemt hij in met de uitgave ervan? Wellicht hebben we hier een van de redenen aangetroffen om de oplage gering te houden.
Johannes B. Vriend
Maas, Nop, Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven, 3 dln. Amsterdam: Van Oorschot, 2009-2010.
Pannekoek, Frans Lodewijk. Ik wil voort werken en verder geen gelul. Brieven van Frans Lodewijk Pannekoek aan Gerard Reve. Bezorgd door Nop Maas. Leiden: Uitgeverij Fragment, 2025.
Reve, Gerard, Brieven aan Frans P. Bezorgd door Nop Maas. Utrecht: Veen, 1983.
Reve, Gerard Kornelis van het, 14 Etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeiders verklaard. Amsterdam: Thomas Rap, 1967.
1 Gerard Reve, Brieven aan Frans P. Utrecht: Veen, 1983, p 7
2 Idem, p 97
3 Idem, p 31
4 Frans Pannekoek, Ik wil voort werken en verder geen gelul. Leiden: Fragment, 2025, p 64
5 Idem, p 72
6 Idem, p 71
7 Idem, p 102
8 Idem, p 157
9 Idem, p 160
10 Idem, p 161